In de loop van de tijd is de ervaring van de verrijzenis van Jezus verder geanalyseerd en ontrafeld. Vooral Lucas (de schrijver van het evangelie van Lucas en de Handelingen van de Apostelen) heeft verschillende momenten onderscheiden. Eerst de aankondiging van de verrijzenis, het lege gaf en de verschijningen (zie Lucas 24).
Lucas laat Jezus veertig dagen aan zijn leerlingen verschijnen. Deze veertig dagen herinneren aan het verhaal dat Jezus veertig dagen beproefd werd in de woestijn. Dit verhaal wijst dan weer verder terug naar het Oude Testament. Daarin zwerft het volk veertig jaren in de woestijn rond vóór het het beloofde land kan binnentrekken.
Vervolgens licht Lucas uit het geheel van de ervaringen van de verrijzenis het element dat Jezus bij God is (Hemelvaart, zie Handelingen 1:4-11). Hij geeft aan deze gedachte vorm door Jezus bij een maaltijd op de Olijfberg bij Jeruzalem te laten opstijgen naar de hemel waarna een wolk hem aan de ogen van zijn leerlingen onttrekt.
De wolk is een Bijbelse symbool voor God. Jezus is dus bij God. We hoeven ons, zo verzekert Lucas ons, niet verloren te voelen. We moeten in elk geval niet naar de hemel blijven staren. Dat zou je misschien wel van gelovige mensen verwachten, maar dan vergis je je toch. Het gaat om deze aarde. Lucas verwacht dat er in de toekomst weer een ontmoeting met Jezus op aarde zal plaatsvinden.
Ten slotte neemt Lucas de ervaring op van de Adem van God (Pinksteren, zie Handelingen 2). Het gaat hem hier niet allereerst om een individuele ervaring. Voor hem telt vooral dat ook niet-joden het Oude Testament hebben leren verstaan in het licht van Jezus. De communicatie tussen joden en niet-joden wordt hersteld.
Voor het schrijven van dit Pinksterverhaal maakt hij onder meer gebruik van het verhaal van de toren van Babel in Genesis 11. Zoals daar mensen elkaar niet meer konden verstaan door hun verlangen om als het ware in de hemel te wonen, zo leren mensen elkaar verstaan door gezamenlijk gericht te zijn op Jezus en zijn woord. Het is niet voor niets dat hij de zending van de Adem van God laat gebeuren op het Pinksterfeest, het oogstfeest dat Israël in de lente vierde.
Zo heeft Lucas ons drie feesten gegeven. Door de ervaring van de verrijzenis zo te analyseren, krijgen we meer gelegenheid de rijkdom ervan tot ons te nemen. Het eigene van de constructie van Lucas valt te meer op wanneer we deze vergelijken met de versie van Johannes. Daar horen de kruisiging, verrijzenis en het uitzenden van de Adem van God bij elkaar. De drie elementen volgen elkaar direct op. Sterker nog, de dood op het kruis is al het begin van de opstanding. Johannes laat de zijde van Jezus doorboren met een speer; uit die zijde komen bloed en water voort. Het bloed staat voor de eucharistie, het water voor de doop. Het nieuwe leven breekt zo baan.
Johannes vult verder de functie van Jezus nader in nu deze bij God is: Jezus is onze advocaat die bij God voor ons ten beste spreekt. Bij Marcus en Matteüs vind je de idee dat de opstanding op het kruis begint op een andere wijze verbeeld. Bij Marcus belijdt een heiden zijn vertrouwen in Jezus en scheurt bovendien het voorhangsel van de tempel, waardoor het einde van de tempelcultus wordt aangekondigd. Matteüs laat bovendien de graven opengaan en de rechtvaardigen verrijzen.
In de geloofsbelijdenis die in de vierde eeuw opgesteld is en nu nog vaak gebruikt wordt, staat de merkwaardige uitdrukking dat Jezus ‘neergedaald is ter helle’. Deze gedachte gaat terug op een wereldbeeld waarin gedacht werd dat mensen na hun dood deel uitmaakten van een doden-, schimmen- of geestenwereld
‘Nederdaling ter helle’ betekent dat Jezus werkelijk gestorven is, en dat hij betekenis heeft voor alle mensen die vóór hem geleefd hebben. Jezus wordt ook wel ‘de nieuwe Adam’ (mens) genoemd. Het idee dat hij ook van betekenis is voor de mensen vóór hem drukt een diep vertrouwen uit.