Vergeving vieren (2)

De ‘viering van vergeving’ of ‘biecht’ (belijdenis) bevrijdt ons uit onze geschiedenis van onrecht en is als daarmee een vernieuwing van de doop. We horen er voor het eerst over aan het einde van de tweede eeuw. Oor­spronke­lijk was deze viering vooral bedoeld voor gedoopten, die de kring van leerlin­gen­ van Jezus, de ‘kerk’, publieke­lijk een slechte naam hadden be­zorgd door in het openbaar onrecht te doen. Zij werden een tijdlang van deel­name aan de eucharistie uitgesloten en moesten door bijvoorbeeld te vasten laten zien dat ze zich wilden bekeren.

Tweede doop
Meestal viel de boetetijd samen met de veer­tig da­gen voor Pasen. Op donder­dag vóór Pasen (Witte Don­der­dag) – later ook op andere dagen – liet de voorganger hen weer toe tot de eucha­ris­tie. De voor­gan­ger bad voor hen en legde hun daar­bij de handen op. Deze vie­ring werd wel een ’tweede doop’ ge­noemd. Zij was door­gaans maar een­maal in je leven mogelijk.

Spoedig werd deze viering nog op een andere wijze ge­bruikt. Er wa­ren altijd wel gedoop­te men­sen, die inza­gen dat ook zij on­recht, zonde, hadden gedaan zon­der dat dit in de openbaar­heid was gekomen. Zij werden boetelin­gen en deden mee met deze vie­ring. Velen stelden dit uit tot op het einde van hun leven. De strenge regel maar eenmaal in je leven aan deze viering te mogen meedoen gaf telkens weer problemen.

Geestelijke begeleiding
Mensen gingen vanaf de vierde eeuw naar monniken (mannen of vrouwen) en beleden hun het gedane kwaad. Dit was niet zo vreemd, want vanaf het begin van het monnikendom (eind derde eeuw) bestond de gewoon­te dat monniken, vooral de nieuwelingen, hun ge­dach­ten (niet noodzakelijk hun zonden) openbaar­den aan hun geeste­lijke leider. Dit was een psychotherapeutische tech­niek.

Houtsnede van Jorg Breu den Oude bij een anoniem vlugschrift (ca 1530).

Dit wetende kwamen ook niet-monniken voor geeste­lijke­ lei­ding bij de monniken (mannen en vrouwen) terecht. Deze tradi­tie leeft nog voort in bijvoorbeeld Rusland. Onderdeel van deze geestelijke begeleiding kon het belij­den zijn van gedaan onrecht. De Ierse monni­ken maakten in de vroege middeleeuwen de belijdenis van zonden uitdrukke­lijk tot het hart van hun geestelijke leiding. Zo ontstond de privé-biecht.

Biechten
In de latere middeleeuwen geraakte de vroegere openbare vie­ring op Witte Donderdag en op andere dagen steeds meer in onbruik. De offici­ële voorgangers van de kerk gingen ook over tot het horen van de privé-biecht. In de nieuwe praktijk, die zo ontstond, gaven zij niet zozeer geestelijke leiding en zagen ze het ook niet als hun eerste taak te bidden voor de mensen, die tot hen kwamen. Maar ze verklaar­den hen vrij, ze ontsloegen hen van zonden (‘absolutie’).

De biecht werd een min of meer gerechte­lijk pro­ces. Sinds de elfde eeuw ligt het ritu­eel min of meer vast: belijdenis, het opleggen van een boete, vrij­spraak (meestal zonder handop­leg­ging), het voldoen van de boete. Langzaam ont­stond het idee dat je niet aan de eucharis­tie kon deelnemen zonder eerst gebiecht te hebben. Offi­cieel hoefde je echter slechts te biech­ten ­als je ‘doodzonden’ had bedreven, onrecht gedaan had, dat de banden met medemensen en met God radi­caal doorge­sneden had.

Zonde en aflaten
Langzamerhand ontstonden er regels welke boete moest worden opge­legd. Ierland liep hierbij weer voorop. Er kwamen ‘boete­boe­ken’ waarin deze regels werden neerge­legd. Later werd daarin meer geschre­ven over de zonde dan over de boete: ze werden ‘moraal­hand­boeken’. Vooral juristen of door theologen met een grote juridische  belangstelling stelden die boeken samen. Ze verklaarden steeds meer daden, vooral die op seksu­eel gebied, tot doodzonde. Niet alleen daden maar ook gedachten en innerlij­ke gevoe­lens werden ‘zonde’.

De boete kon fors uitvallen: een pel­grimstocht maken naar bijvoorbeeld Santiago de Compos­tella. Uit over­wegin­gen van barmhar­tigheid ontstond de gewoonte zulke zware ‘penitenties’ (boeteprak­tijken) te vervangen door andere. In plaats van zo’n pel­grims­tocht kon men ook een tijd (jaren) vasten of een kapel la­ten ­bouwen. Dit werd een ‘aflaat’ genoemd. Dat dit later tot wantoe­standen heeft geleid, weet iedereen die iets van geschiedenis af­weet.

Het ­krijgen van een aflaat als men geld gaf voor de bouw van de nieuwe St. Pieter te Rome, werd de aanlei­ding tot het optreden van Maarten Luther en het begin van de Hervorming. Ook in de kerken van de Hervorming bleef de ‘biecht’ in een of andere­ vorm be­staan, meestal even juri­disch als in de ‘Room­se’ kerk.

Devotie
Sinds de tijd van de Hervorming werd in de katholieke kerk regelmatig biech­ten een ‘devo­tie’, een geeste­lijke oefe­ning­. In die tijd nam het individua­lisme toe en daarmee de behoefte zich uit te spreken. We zien dit nu grotes­ke vormen aanne­men op de tv, waar mensen soms belij­den dingen gedaan te hebben, die vroeger alleen ge­fluisterd werden in de donkere van een ‘biecht­stoel’. (Dat is een hokje in de kerk met een schei­dingswand tussen biechteling en biecht­vader. Deze schei­dings­wand was oorspronkelijk bedoeld om de biech­teling(e) te be­schermen tegen handtastelijkheden van de ‘biecht­va­der’.)

Wie een Apple IPhone heeft kan een 'Confession-app' downloaden en zich op de biecht voorbereiden via een programma dat het gewetensonderzoek stimuleert.

Biechten was vaak een lege prak­tijk, het opzeggen­ van een min of meer vast rijtje van missers (‘zonden’). De gees­telijke leiding van de ‘biechtva­der’ stelde in het alge­meen weinig voor.

Schuldbesef
De nadruk op het biechten heeft bij vele mensen de schuld­gevoe­lens ver­sterkt, waarvan toch al ieder mens last heeft. Je moet immers kiezen in de wereld, en je kunt niet alles kiezen. Als kind moet je bijvoorbeeld be­slis­sen of je óf op de schoot van je moeder óf op die van je vader gaat zitten. Je kunt als kind het gevoel krijgen door je keuze de ander te kort te doen.

Schuldge­voelens zijn echter ‘slechts’ gevoe­lens. Schuld is wat anders; dan gaat het over bewust bedre­ven on­recht. Mede door de praktijk van veelvuldig biechten is de relatie met God met schuld beladen geraakt. God verwacht echter hele­maal niet van ons dat we ons voortdu­rend schul­dig voelen ten opzichte van God en van elkaar.

Terugkijken
De vraag is wat er over­geble­ven is van het vertrouwen dat Jezus zijn kracht tot onvoorwaardelijke verge­ven aan zijn leer­lingen heeft nagelaten. Er is mijns inziens weinig reden om dit verleden te behouden. De vormgeving van de viering van de vergeving die de laatste twin­tig jaar in Neder­land is ontstaan, is een zinvolle poging tot vernieu­wing.

Daar­naast kan het pastorale gesprek goede diensten bewij­zen. Zo’n gesprek kan men afsluiten met een kort (geïmproviseerd) gebed. Pastores zijn tegenwoordig echter gauw bang iets op te drin­gen. Toch zou hier meer durf gewenst­ zijn.

Delen:

Schrijf een reactie

Opgeslagen onder Vieringen en sacramenten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *