Of we willen of niet, we staan in een traditie

Fragment uit het Bijbelboek Jesaja, in Jezus' tijd verstopt in kruiken bij Qumran, bij de Dode Zee. Jesaja trad tussen 750 en 700 v. Chr. op als profeet aan het hof van de koningen van het Koninkrijk Juda. Het boek met zijn naam bevat teksten van Jesaja en leerlingen.

Doorgaans worden er oude teksten gelezen in de kerk. Toen Jezus de tekst van de profeet Jesaja voorlas, was deze al ongeveer vijfhon­derd jaar oud. Wij lezen het verhaal van Lucas dat hij ruim negen­tienhonderd jaar geleden neerschreef. Het oudste stukje van de bijbel is misschien meer dan drieduizend jaar oud. In de moskee wordt de koran gelezen, de hindoes gebruiken onder meer de veda’s, de boeddhisten teksten uit de tijd van Boeddha. Waarom lezen we geen flitsende nieuwe tekst?

Dit laatste gebeurt wel, zij het spaar­zaam. Het lezen van nieuwe teksten, romans, verhalen, gedichten kan inspirerend zijn; maar we lezen ze eerder in leesgroepen dan in een kerkdienst. Deze nieuwe teksten zijn doorgaans mede beïnvloed door die eeuwenoude teksten. De oude verhalen, gedichten, klaagliederen, profetieën van de bijbel bevatten de basiserva­ringen van de joodse en de christe­lijke traditie. Zij staan aan de oor­sprong van die stroom, waarin wij ons kunnen dompelen, waaruit wij kunnen drinken, waarop wij verder kunnen varen.

Het is mogelijk en zelfs noodzake­lijk nieuwe woorden te vinden en neer te schrijven. Het is echter een illusie met een schone lei te kunnen beginnen. Of we willen of niet, we staan in een traditie. In tijden dat we echt iets nieuws nodig hebben, zoeken we een alternatief. Maar wat ander alterna­tief voor het heden is er dan het verleden?

Elke verandering in de kunst, maat­schappij en wetenschap begint met een verkenning van het verleden. Vernieu­wing begint met herbronning, een teruggaan naar de bronnen van het nu en aan onze oorsprong nieuwe vragen stellen. Het lezen van de oude bronnen in de kerkdienst maakt vernieuwing mogelijk. We moeten dan niet blijven staan bij een pure herhaling van het oude, maar moeten ons op de Adem van Jezus laten meevoeren en op het ritme van die Adem met onze eigen oren horen.

Christen zijn is als het spreken van een taal. We kunnen met onze taal vele kanten op. We kunnen er dingen in zeggen, die vóór ons nog nooit iemand uitgesproken heeft. We mogen nieuwe woorden maken en nieuwe beteke­nissen geven aan oude woorden.
Toch zijn er grenzen. Als ik het Nederlandse woord ’tafel’ ga voorzien van de uitgangen van het Russische woord voor tafel, begeef ik mij buiten het Nederlands. Hoe onduidelijk en onzichtbaar ook, het Nederlands heeft (rekbare) grenzen.

Zo is het ook met de taal van christenen. Er kan van alles nieuw in gezegd worden. Dat moet zelfs gebeuren, wil deze levend blijven en geen dode taal worden zoals het Latijn. We vertrouwen er daarbij op dat de Adem van God ons leidt tot woorden die trefzeker zijn.

We zijn geen mensen die een boek nakauwen, maar mensen die zelf tot spreken worden gebracht. Toch blijft wat we zeggen, geïnspi­reerd door hetzelfde waardoor Jezus geïnspireerd werd: door de ervaring gezien te worden en te zien, door bevrij­ding, vergeving, liefde, weerbare geweldloos­heid, recht doen, zoeken naar God, zoeken naar gemeen­schap, je open durven stellen voor het vreemde.

Delen:

4 Comments

Opgeslagen onder Bijbel

4 Responses to Of we willen of niet, we staan in een traditie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *