De handen van God

Zegenende handen op een grafsteen op de joodse begraafplaats van Oud-Beijerland.

Zegenende handen op een grafsteen op de joodse begraafplaats van Oud-Beijerland.

De idee dat God handen heeft, maar niet zoals onze handen, is Bijbels. Onder meer in de psalmen wordt het beeld van de ‘hand’ van God enige keren gebruikt om het handelen van God aan te duiden. God opent zijn hand en verzadigt ieder die leeft. Tegen de vijanden van Israël strekt God zijn handen uit. God legt zijn hand op de gelovige.

Op het einde van de tweede eeuw krijgt het gezegde ‘God heeft handen’ een eigen specifieke en meer concrete betekenis. Bisschop Irenaeus van Lyon zegt op het einde van de eerste eeuw dat God twee handen heeft: het Woord en de Geest. Hij denkt daarbij allereerst aan Jezus en de Heilige Geest. Het Woord wordt doorgegeven in het lezen en beluisteren van de Schrift. Het vormt mensen, zet ze op de juiste koers, geeft ze inzicht.

De Geest geeft mensen de kracht te handelen zoals Jezus, niet doordat ze letterlijk zijn handelen navolgen, maar doordat zij in een andere historische situatie dezelfde liefde tonen.

We kunnen hier bij de ‘Geest’ ook denken aan de ‘sacramenten’. De handen van God zijn zijn Woord en de sacramenten waarin God ons tegemoet treedt.

Nog concreter is de protestante theoloog en exegeet Frans Breukelman. Hij schijnt als reactie op de twijfel of je wel kunt zeggen dat ‘God niet laat varen het werk van zijn handen’ – een formule waarmee vaak een kerkdienst geopend wordt – eens gezegd te hebben: ‘God is de enige die handen heeft. Wij, mensen, wij hebben geen handen, wij hebben klauwen. Wij jatten en graaien. Alleen God heeft handen.’

Bij Breukelman krijgt de uitdrukking ‘God heeft handen’ een speciale betekenis door haar te stellen tegenover het menselijk handelen. Gods wegen zijn niet onze wegen. Gods hand geeft leven. bemoedigt, is liefdevol, – teder en stevig – is geopend om te geven. Onze handen zijn klauwen, erop uit om binnen te halen, onszelf gewicht te geven, ons te beschermen tegen dood en niet-zijn. ‘Jatten’ komt van het Hebreeuwse woord ‘jat’, dat ‘hand’ betekent. Jatten is zelf al een uit het Hebreeuws gestolen woord.

Ik heb het gevoel dat Breukelman scherper dan ooit de betekenis van ‘handen van God’ opdelft. Deze uitdrukking bevrijdt van een mythisch en magisch denken over de handen van God en het handelen van God. De tegenstelling met de mensenhanden maakt het mogelijk de ‘handen van God’ de handen van God als een beeld te zien, en tegelijk de waarde van dit beeld te proeven.

Het was een tijdje populair om te zeggen dat Gods handen niet verder reikten dan onze handen. Dat klinkt mooi. Je ziet jezelf als een bondgenoot en medewerker van God. Hier kun je toch vraagtekens bij zetten. Het lijkt mij dat het niet aan ons is om vast te stellen waartoe God in staat is. We kennen de inhoud van het handelen van God niet. We vertrouwen erop dat God ons de vrijheid geeft te handelen zoals we willen, zelfs als ons handelen uit jatten en graaien bestaat. God is niet almachtig omdat God liefde is. Dit maakt God niet passief.

God is geen levenloze werkelijkheid. God heeft armen.

Delen:

Schrijf een reactie

Opgeslagen onder God

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *