Kom vanavond met verhalen

Hongerwinter, Amsterdam (1944-1945)

Hongerwinter, Amsterdam (1944-1945)

Zowel in zijn toespraak bij de viering van het 800-jarig bestaan van de Orde van de Dominicanen als in zijn korte redevoering bij de nationale dodenherdenking op 4 mei pleitte burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam ervoor elkaar verhalen te blijven vertellen, zodat het verleden niet teloor gaat, maar een levende kracht blijft.

Zo vertelde hij het verhaal van een man die samen met zijn vrouw op een bakfiets rondreed op zoek naar voedsel. ’s Avonds reed hij nog rond, maar deze keer stond het zeil van de bakfiets bol. Onder het zeil geen voedsel, maar het dode lichaam van zijn vrouw. Aboutaleb nodigde zijn gehoor uit er andere verhalen naast te leggen.

Ik leg er een ander verhaal naast.

Een veertigjarige man reed op zijn oude fiets in de strenge winter van 1944-1945 van Amsterdam-Zuid naar Noord-Holland, om daar voedsel, vlees, boter, groente te verzamelen. Geld had weinig waarde, maar hij probeerde te ruilen. Een mooi tafellaken werd geruild tegen wat vlees of tarwe.

Vroeg in de avond keerde hij terug naar huis. Boven op het eten waar het hem om ging, legde hij bieten met veel modder er nog aan. Degene die wilde weten wat er in de fietstas zat, kwam met zijn handen in de modder terecht.

Het lukte hem om zonder aangehouden te worden – zijn identificatiekaart was vervalst, zodat hij te oud leek om nog arbeid in Duitsland te doen – het IJ over te steken. Hij was al bij de oude RAI, nu de plaats van het Okurahotel, tien minuten fietsen van huis, toen hij aangehouden werd. De NSB-er of wat ook hij was, stak zijn handen in de fietstas, maar trok ze snel terug: hij was niet geïnteresseerd in modderige bieten.

Amsterdammers zoeken naar eten en brandstof.

Amsterdammers zoeken naar eten en brandstof.

De man met de fiets mocht verder. ‘Help me op mijn fiets te komen’, vroeg hij. ‘Neen’ was het antwoord. Anderhalf uur lang strompelde de man met de fiets verder om thuis te komen. Daar viel hij in de gang tegen de grond. Het was de laatste keer dat hij op voedseltocht ging.

Die man met de fiets was mijn vader.

Een ander verhaal.

Het was 4 mei 1945, aan het begin van de avond. Aan de overkant van de straat waren twee oude mensen bezig een metalen huls naast de deur te schroeven, om daarin de volgende morgen de Nederlandse vlag te steken, toen er plotseling twee mannen in uniform langskwamen. Ik heb geen idee welk uniform, het was in elk geval iets nazi’s. Mijn ouders vlogen naar het raam. Wat ging er gebeuren? De twee mannen in uniform kwamen dichterbij, draaiden hun hoofd om naar de twee oude mensen die onverstoord met hun werk verder gingen en liepen door. Toen wist ik, nog geen zes jaar oud, wat het woord ‘vrijheid’ betekende. Veel later leerde ik dat Pesach, Pasen, afgeleid is van het woord ‘voorbijgaan’.

En nog een.

We lagen, drie kinderen, al in bed. Het moet ergens in april 1945 geweest zijn, De deur van de slaapkamer ging open en we hoorden mijn vader roepen: hebben jullie nog honger? Natuurlijk, we hadden altijd honger. Wij het bed uit. Mijn vader was op zijn avondwandeling met zijn voeten tegen een fietstas gestoten. In de tas anderhalf ‘Zweeds’ wittebrood en een pond echte boter.

‘Had je die tas niet naar de politie moeten brengen?’, vroeg mijn moeder. ‘Dan hadden die het zelf opgegeten’ zei mijn vader. Ik kan het brood nog proeven. Mijn vader gebruikte de fietstas tot er echt niets meer van over was. En degene die de tas verloren had? We hadden voor hem of haar geen ruimte.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

(Leo Vroman)

Delen:

Schrijf een reactie

Opgeslagen onder Geloven vandaag

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *