Politici zijn zondebokken

Vredesweek… Alzheimerdag… Pesten… Prinsjesdag… De Algemene Beschouwingen… Burendag… Iedereen schijnt met het aanbreken van de herfst een nieuw begin te willen maken en hoopt aandacht te trekken voor een belangrijke zaak, voor iets dat hem of haar ter harte gaat.

Bestaat hun vak over enkele decennia nog wel?

Bestaat hun vak over enkele decennia nog wel?

Zo was er deze maand op de Vrije Universiteit in Amsterdam gesprek tussen enige mensen die elkaar al jarenlang elkaar regelmatig zien, zij het meestal kort. Wat hen samenbrengt is het werk van de Franse literatuurfilosoof René Girard, die in november van het afgelopen jaar overleed.

Dit keer geen tekst van Girard of van een leerling die besproken werd, maar recente gebeurtenissen of liever het algemene klimaat die deze gebeurtenissen opriepen.

Het was iedereen opgevallen dat bij de Algemene Beschouwingen, die zoals elk jaar de dagen na Prinsjesdag gehouden worden, de politici nauwelijks ingingen op de economische en financiële situatie van het land – waarschijnlijk tot ergernis van de minister van Financiën, die dit jaar hoopte met goed nieuws te komen.

Misschien hadden de leden van de Tweede Kamer het nauwelijks in de gaten of, waarschijnlijker, ze waren er zich zeer bewust van dat het deze keer over hun werk ging.

Bestaat over een paar decennia het vak ‘politicus’ nog wel? Is er dan nog iets over van de huidige Nederlanden? Ik denk daarbij niet allereerst aan het doorbreken van dijken en sluizen en aan de mogelijkheid dat Nederland door de problemen van wateroverlast gereduceerd wordt tot een stuk strand van de Duitse Bondsrepubliek. Of aan het verdwijnen van de Nederlandse taal onder de druk van het algemeen gebruikte Engels (of toch Frans en Duits?).

De vraag is of er nog zoiets als een grondwet zal bestaan.

In alle staten is de grondwet, geschreven of eventueel ongeschreven een belangrijk document. Er zijn niet altijd grondwetten geweest. Er zijn niet altijd staten geweest. Voordat staten ontstonden, waren er stamverbanden, meestal gebaseerd op bloedverwantschap.

Deze verbondenheid was niet altijd sterk. Groepen verbonden zich met elkaar met het oog op een gezamenlijke vijand. Die vijand kwam allereerst van buiten, maar leek in vele opzichten op jezelf – hij had soortgelijke belangen en gewoonten.

Naarmate de groep groter werd, dreigde de ‘massa’. Om alles bij elkaar te houden zocht men, vaak ieder jaar, iemand aan wie alle gevoelens van angst, onvrede, teleurstelling konden worden toegeschreven: de zondebok.

In een rite – zodat niets mis kon gaan – werd deze weggejaagd en gedood. Tijdens zijn ‘regering’ mocht de zondebok alles doen wat hij wilde – hij kon zich als een misdadiger gedragen. Door zijn dood bracht hij weer de vrede terug. Daarom werd hij ook als vredesbrenger gezien, iemand die vereerd werd (ik veereenvoudig het gebeuren wat).

Koningen en presidenten zijn zulke zondebokken. Ze weten dat ze alleen veilig zijn en macht kunnen uitoefenen zolang zij de ‘vrede’ brengen, de samenleving bij elkaar houden. Wetten moeten het mogelijk maken dat er een wisseling van zondebokken mogelijk is en dat dit gebeurt zonder chaos te veroorzaken. Vandaar het belang van een grondwet.

We schijnen nu op vele plaatsen in een crisis te belanden, bijna een chaos. Het wordt moeilijker de orde te handhaven. Het onrecht van de staat, de geringe aandacht voor de armen, wordt althans in de ogen van velen onaanvaardbaar. Mensen zoeken veiligheid naast of buiten die van de staat – geweld toepassen was het recht van de staat – grote bedrijven beginnen zelf met een veiligheidsdienst.

Daar spraken we over op de Vrije Universiteit: wat komt er na de staat? Houdt de staat het nog vol? Wat helpt mensen in vrede doen samenleven?

Delen:

Schrijf een reactie

Opgeslagen onder Geloven vandaag

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *