Wat weten we eigenlijk over Jezus? (4)

Volgens de overlevering sprak Jezus de Bergrede uit op een heuvel aan het Meer van Galilea, tegenover Tiberias.

Uit de Bergrede (Matteüs 5-7) kunnen we opmaken dat Jezus probeerde de armen van zijn tijd vertrouwen te geven. Hij vond dat zij geen voorbeeld moesten nemen aan de rijken en machtigen, want daar gaat het niet om. God had juist een voorkeur voor de armen, verzekerde Jezus hen. Zij mochten zich gezien weten, rechtop leven, een gevoel van eigenwaarde hebben, zonder rijkdom of macht te hebben. Jezus bepaalde niet hoe die toekomst eruit moest zien.

De oorspronkelijke tekst van de Bergrede begon waarschijn­lijk met de schokkende ‘zaligspreking’: ‘Gelukkig de armen, voor jullie is het rijk van God’.

'Alexamenos aanbidt zijn God', misschien de oudste bekende afbeelding van Jezus is een spotprent (de gekruisigde heeft een ezelskop) uit het Rome van de 1e, 2e of 3e eeuw.

Was Jezus vrouwvriendelijk? Uit de evangelies krijgen we het beeld van een man die door vrouwen gemakkelijk te benaderen was. Vrouwen behoorden tot de gemeenschap die hij om zich heen verzamelde. We weten niet hoe groot deze groep was en hoeveel vrouwen zij telde. Hij werd door sommige rijke vrouwen financieel gesteund. Maar we moeten niet denken dat Jezus een moderne feminist was. Hij was een mens van een tijd, waarin de overheersing van de man niet ter discus­sie stond.

Paulus schrijft in zijn eerste brief aan de christenen van Korinthe (14:37) dat het een gebod van de Heer is dat de getrouwde vrouwen in de gemeente moeten zwijgen. Er wordt ge­discus­sieerd over de vraag wat Paulus bedoelt met dit ‘de Heer’. Het is mogelijk dat dit voorschrift uit de traditie van het leven van Je­zus stamde. Bij Pau­lus zelf ging het hier overigens niet om een algeheel spreekverbod, maar op het uitoe­fenen van kri­tiek van vrouwen op hun man en op an­dere vrouwen.

Jezus als wonderdoener

Icoon van de genezing van de blinde Bartimeus (Marcus 10, 46-52).

Van Jezus wordt gezegd dat hij wonderen verrichtte. Dit schijnt zijn belangrijkste activiteit geweest te zijn naast zijn prediking. Er is geen reden om deze verhalen onmiddellijk tot de we­reld­ van de fabels te rekenen. Wel moeten we beseffen dat er in die tijd van vele anderen werd gezegd dat zij wonderen deden. Jezus was daarin niet bijzonder. Men geloofde algemeen in wonderen – en dat hielp mede deze wonde­ren mo­ge­lijk te maken.

In onze tijd gaan mensen in thera­pie of naar het­ zie­kenhuis. We heb­ben daar onze eigen mythen omheen ge­vlochten, die wij zelf heel rati­oneel vinden. Het is maar de vraag of dat zo is. Misschien is bijvoorbeeld het psy­choana­ly­ti­sche systeem van Freud niet veel meer dan een my­tholo­gische we­reld. En ook dat de gezondheids­zorg alles vermag of minstens alles mag, is even my­thisch. Het is vaak onduidelijk of en waarom een therapie werkt; sommige genees­mid­delen­ zijn niet meer dan place­bo’s.

In Engeland heb ik eens een zeer­ suc­cesrij­ke psychiater ontmoet, die als enige theorie had dat hij naar een gemeen­schappe­lijke taal zocht met zijn cliënt. Hij probeer­de contact te­ maken met zijn cliënten; zij kwamen tot navolging van de the­rapeut en begonnen te delen in zijn vrijheid. Zo kwam hun ge­ne­zing tot stand. Zo kunnen we ons de werking van de won­de­ren van Jezus (en zijn tijdgenoten) voorstellen. Psychosomatisch ziek­en werden gene­zen in het contact met deze vrije en heelmakende mens. Wat wij probe­ren te bereiken door de rite van het (pastorale) ge­sprek, gebeurde in­ zijn tijd door de rite van het wonder.

Jezus dreef demonen en duivels uit. Dit kan men al of niet van de wonderen on­der­schei­den. In onze tijd geloven we niet meer in een wereld die bevolkt wordt door demonen. Dat is een van de gevol­gen van de in­nerlijke ontwik­keling van het christendom. Wij hebben het nu over men­sen die psy­chisch ziek zijn, waar men vroeger zo iemand bezeten noemde. Je zou je kunnen voorstellen dat Jezus weer orde schiep in de innerlijke (en uiterlijke) chaos van de ‘bezeten’ mens. Hij gaf hem zijn eigen verantwoordelijkheid voor het leven terug.

Oude muurschildering van Jezus.

We moeten deze genezingswonderen en het uitdrij­ven van demonen on­derscheiden van het verhaal dat Jezus over het wa­ter liep. Dat is eerder een inhoudelijk, een theolo­gisch ver­haal; een beeld. Water staat in de Bij­bel voor de chaos die men­sen kan overwel­di­gen. Jezus wordt hier voor de kleine en be­dreigde kerk (het bootje) af­geschilderd als de­gene die de chaos meester is. Ook de verha­len van het opwekken uit de dood van La­zarus, het dochtertje van Jaïrus en de zoon van de weduwe van Naïm le­zen we als theologische ver­ha­len. Zij drukken uit dat de ontmoeting met Jezus tot een nieuw leven opwekt.

De wonderen en genezingen van Jezus zijn niet los te zien van zijn gehele optreden. Degenen die genazen, plaatste hij niet zon­der meer terug in de maatschappij die mede bijdroeg aan hun ziekte. Velen gingen hem achterna. Hun genezing bracht Jezus in verband gebracht met het komende rijk Gods. De won­deren beves­tigden voor hem en zijn vol­ge­lingen dat het rijk van God inderdaad op doorbre­ken stond. Hij trok predikend rond om het Isra­ël van zijn tijd daarop voor te be­rei­den; om zich te bekeren.

Maar zijn optreden was anders dan van bijvoorbeeld Johannes de Doper. Jezus was geen strenge asceet, maar at en dronk – zelfs met mensen met een verdachte levenswandel. In de ogen van zijn leerlingen was hij het beeld van het rijk dat ko­men moet. Zelf zag hij zich misschien als de profeet die de komst van het rijk van God definitief inluidt (vergelijk Deuteronomium 18:15). Maar de term ‘mes­sias’ (gezalfde, christus) die sommi­ge van zijn leerlin­gen toen al voor hem ge­bruikten, wees hij af.

Delen:

3 Comments

Opgeslagen onder Jezus, de Christus

3 Responses to Wat weten we eigenlijk over Jezus? (4)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *