
Kazuifels (liturgische gewaden van de priester / voorganger) in de belangrijkste kleuren.
Op kalenders worden meestal alleen de maanden, de weken en de dagen aangegeven. Christenen kennen ook een liturgisch jaar, ook wel kerkelijk jaar genoemd. Daarin zijn de feestdagen opgenomen. Het liturgisch jaar heeft een eigen ritme, dat begint op de vierde zondag vóór kerstmis. Elke dag heeft een eigen karakter.
Voor elke dag van het jaar is er een leesrooster: voor iedere dag staan er lezingen en psalmen uit de Bijbel aangegeven. Er zijn een paar speciale tijden in het jaar. De vier weken voor Kerstmis heten Advent (‘komst’). De liturgische kleur van de ambtskleding is dan paars. De viering van de geboorte van Jezus (Kerstmis) vindt sinds 314 na Christus plaats op 25 december, de dag waarop vroeger in Rome de zonnewende werd gevierd. Het feest van de verschijning (ook openbaring, of ‘epifanie’, of Driekoningen geheten) is ouder; het valt op 6 januari. Dan wordt gevierd dat niet-joden deel mogen uitmaken van de kring rond de jood Jezus. In de kersttijd is de liturgische kleur wit. Oud- en nieuwjaar is geen kerkelijk feest.
Aan Pasen, het feest van de verrijzenis, gaat de veertigdagentijd of vastentijd vooraf. Deze begint met Aswoensdag, waarop een kruisje van as op het hoofd wordt getekend, als teken van boete, bekering, en van onze sterfelijkheid. De liturgische kleur is dan paars.
De zondag voor Pasen heet Palmzondag of Passiezondag. Aan het begin van de eucharistie is er in de katholieke kerk een kleine optocht (processie) met groene takken, die worden uitgedeeld aan de aanwezigen. Dit herinnert aan de intocht van Jezus in Jeruzalem, waarschijnlijk kort voor zijn arrestatie. Vervolgens leest men het lijdensverhaal volgens Marcus, Matteüs of Lucas.
De donderdag voor Pasen heet Witte Donderdag, de herinnering van het Laatste Avondmaal dat Jezus met zijn leerlingen had, waarbij hij brood en wijn deelde, vlak voor hij verraden en gearresteerd werd. In veel kerken beeldt men de voetwassing uit (Johannes 13:1-17): ter herinnering aan het gebaar dat Jezus, als meester, zijn leerlingen de voeten waste. De liturgische kleur is wit. Op die dag zegent de bisschop de olie voor de zalving die gebruikt wordt bij de doop, het vormsel en de ziekenzalving.
De dag daarop heet Goede Vrijdag: de viering van de gedachtenis van de dood van Jezus, vaak op zijn stervensuur, drie uur ‘s middags. Er is geen viering van de eucharistie, maar na de woorddienst, waarin het lijdensverhaal volgens Johannes centraal staat, vereert men het kruis als teken van overwinning: men kust het of legt er bloemen bij. De liturgische kleur is rood.
De volgende dag heet Paaszaterdag of Stille Zaterdag. ’s Avonds vindt de Paaswake of Paasnacht (‘paasvigilie’) plaats. In een donkere kerk wordt de paaskaars binnengedragen, ze wordt aangestoken, het vuur ervan wordt doorgegeven aan de kleine kaarsen, die de aanwezigen in hun hand hebben. De woorddienst is langer dan gewoonlijk. Indien mogelijk vindt er een doop plaats. De Paaswake is het liturgisch hoogtepunt van het jaar. De liturgische kleur is wit, zoals in heel de paastijd tussen Pasen en Pinksteren.
Veertig dagen na Pasen wordt Hemelvaart gevierd. En op de vijftigste dag na Pasen Pinksteren: de zending van de Adem van God. De liturgische kleur is rood. Op de gewone dagen van het jaar is de liturgische kleur groen. Wordt er een martelaar of martelares herdacht, dan is de kleur rood; in het geval van een andere heilige wit. Paars of wit wordt gebruikt bij begrafenissen, en wit bij huwelijken.
In de zomer wordt op 15 augustus de sterfdag van Maria gevierd: Maria Tenhemelopneming. In de herfst wordt in de katholieke traditie op 1 november Allerheiligen gevierd: ter ere van alle bekende en onbekende heiligen. De volgende dag is het Allerzielen en worden alle overledenen herdacht, met name die van het afgelopen jaar.
Er zijn ook een paar feestdagen die uit een bepaalde traditie van vroomheid zijn ontstaan, maar beter kunnen vervallen, omdat ze niet echt Bijbels zijn: ik denk dan aan Christus Koning (de laatste zondag van het liturgische jaar en aan het feest van de ‘heilige familie’ (zondag na het Kerstfeest).