
De Tenach, de Joodse Bijbel, is voor christenen het Oude Testament geworden.
Het vertrouwen dat Jezus door zijn dood heen bij God is, heeft gevolgen voor degenen die dit vertrouwen delen. Dat valt ons na bijna 2000 jaar christendom niet zo op, maar in het leven van de eerste christenen waren ze ingrijpend. Deze gevolgen zijn nog steeds van betekenis.
Kinderen van Abraham en Sara
De eerste consequentie is dat wij erfgenamen en kinderen van Abraham en Sara zijn geworden, naast de joden die de oudste en eerste erfgenamen blijven. Wij mogen het Oude Testament lezen als een boek dat ook tot onze traditie behoort. Ook wij mogen ons beschouwen als mensen die in de levende traditie willen staan, met het verhaal van de uittocht, de doortocht door de woestijn en de intocht. De profeten spreken ook tot ons. De psalmen zijn ook onze gebeden.
Veel joden zien Jezus nu als degene die het mogelijk maakte dat niet-joden, toegang kregen tot de tekst en de geest van de ‘Wet’, de profeten, de psalmen en de wijsheidsboeken.
In de geschiedenis van het christendom is deze toegang tot de erfenis van de joden helaas een soort inbeslagname geworden. Alsof de christenen de joden vervingen omdat zij niet meer meetelden in de ogen van God. Eeuwenlang werden joden gezien als degenen die Jezus vermoord en verworpen hebben. Het feit dat Jezus in hart en ziel jood was en het geloof van zijn voorouders beleed, kreeg geen enkele aandacht.

Paus Johannes Paulus II was in 2000 de eerste paus die bad bij de Klaagmuur in Jeruzalem, het enig overbleven deel van de in 70 na Chr. verwoeste Joodse tempel. Hij was tevens de eerste paus die een synagoge bezocht.
Het heeft tot ver na de Shoah, de massamoord op joden in de Tweede Wereldoorlog, geduurd voordat christenen joden weer als ‘oudere broeders en zusters’ zijn gaan zien. Christenen blijven altijd aangenomen kinderen van Abraham en Sara, zij gaan als nakomers de relatie aan met de God van Israël.
In het boek Handelingen van de Apostelen in het Nieuwe Testament is te lezen hoe de eerste christenen, die joden waren, worstelden met de vraag of heidense gelovigen in Christus zich aan alle joodse voorschriften moesten gaan houden, zoals de besnijdenis, de spijswetten en het offeren.
Uiteindelijk is ervoor gekozen dat christenen toegang hebben tot de joodse erfenis, zonder dat zich volledig aan de Tora hoeven te houden. Dit is mogelijk geworden omdat de verrijzenis van Jezus betekent dat God de handelwijze van de onvoorwaardelijke vergeving van Jezus rechtvaardigt. Als Jezus terecht zo vergaf, dan is de regelgeving die in de ‘Wet’ besloten ligt, niet meer nodig. Je kunt je slechts openstellen voor de komst van de kracht om onvoorwaardelijk te vergeven.
Grenzen verdwijnen
Niet alleen is de grens tussen joden en niet-joden vervaagd, dat geldt ook voor andere sociale scheidslijnen. In de gemeenschappen van de eerste christenen was het een centraal geloofspunt dat er voor hen geen jood of heiden, geen man of vrouw, geen meester of slaaf meer was, ‘want zij zijn één in Jezus’ (Galaten 3:27-28).
Ook de kloof tussen goeden en kwaden is niet zo absoluut als wel gesuggereerd wordt. Het is een mythe dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen ‘goede mensen’ en ‘kwade mensen’. De waarheid is dat we allemaal erfgenamen zijn van onze gemeenschappelijke geschiedenis van onrecht en geweld. We kunnen elkaar in het licht van de vergeving herkennen als daders en slachtoffers van die geschiedenis en leren elkaar te aanvaarden zoals we zijn. Het kwade (en het goede) dat we bij anderen zien, zit ook in onszelf.
Wordt vervolgd