
Detail van een schilderij van Jheronimus (Jeroen) Bosch (1450-1516), die zich liet inspireren door het menselijk kwaad en de Bijbelse beelden van kwaad en oordeel.
Bij het lezen van de Bijbel is het belangrijk te weten dat de gedachte van een straf of een oordeel dat van buiten komt, niet of nauwelijks aanwezig is. Gerechtigheid, straf en eer liggen in de daden van de mens en de samenleving besloten. Iemand die een ander mens vermoordt of, minder dramatisch, het leven van een ander onmogelijk maakt wacht geen gruwelijk lot op het einde of na afloop van zijn leven, al worden zulke beelden worden wel gebruikt.
Deze beelden van straf en oordeel zeggen allereerst iets over de kwaliteit van het leven. Een mens die het bestaan van anderen onmogelijk maakt, maakt zijn eigen leven onmogelijk. Hij of zij schept een verstikkende, verpestende en dodelijke atmosfeer om zich heen, waarin en waardoor hij of zij ten slotte bezwijkt.
Bedrog en geweld vergiftigen de innerlijke levensbronnen van de dader. Zoals wij de aarde vervuilen en vergiftigen en daarin zelf dreigen om te komen, zo verontreinigt de bedrijver van onrecht zijn leven. Hij graaft valkuilen voor een ander en valt er zelf in. De mens die recht doet, zal zelfs in de ergste momenten dat hem of haar onrecht wordt aangedaan, een ruimte en sfeer van vrijheid om zich heen hebben.
Iedere daad van een mens heeft effecten in de geschiedenis. Daden hopen zich op, ze worden een traditie, kristalliseren zich uit in onderdrukkende structuren. De Bijbelse opvatting en de Indische traditie, die het begrip ‘karma’ gebruikt, staan hier dicht bij elkaar. Elke daad van een mens sluit aan op een voorafgaande en kan een keten vormen, een keten waaraan je je optrekt uit het onrecht, of een keten die jou bindt en gevangenzet.
Deze overtuiging in het Bijbelse (en Indische) gedachtegoed is niet primitief of simpel. Wij moderne mensen hebben niet veel beters. We leven onder de gevolgen van de daden van ons voorgeslacht en van onze eigen daden.

Affiche van de film 'Apocalypse Now' van Francis Ford Coppola (1979), waar de verschrikkingen van de oorlog in Vietnam verbonden zijn met Bijbelse beelden over de eindtijd en het morele failliet van de VS.
Een gruwelijk voorbeeld is het lot van veel Amerikaanse Vietnamveteranen. Men schat dat er in Vietnam 58.000 Amerikaanse soldaten zijn omgekomen. Na die oorlog hebben nog 100.000 Amerikaanse veteranen zich van het leven beroofd. Zij waren persoonlijk misschien helemaal niet zo schuldig aan wat er in Vietnam gebeurd is. Maar de last van het geweld dat daar geschied was, werd voor hen onverdraaglijk. Zij zijn slachtoffers van misleiding, mogelijk zelf daders van onrecht en tegelijk slachtoffers van dat onrecht.
We kennen allemaal het verschijnsel van het KZ-syndroom, dat nog steeds slachtoffers maakt. De overlevenden van gevangeniskampen zijn tot in hun ziel verwond; hun kinderen nemen vaak een deel van de problematiek over. Maar de kinderen van de daders vertonen dezelfde verschijnselen. Onrecht sticht een wereld van onrecht om zich heen, waarin slachtoffers vallen, maar waarin ook de daders omkomen, al lijken zij te triomferen.
Dit heeft alles te maken met de fundamentele wet van de navolging of imitatie. Wij worden mens door te leren, door na te doen, na te bootsen, te imiteren. We bootsen onszelf en onze daden na. Onze daden spannen een net om ons heen, een net dat ons opvangt, of een net dat ons verstikt. Zo kan het evangelie volgens Johannes zeggen dat God niemand oordeelt (5:22) en dat de mens zichzelf veroordeelt (3:17).