
In de kleine Oud-Katholieke Kerk in Nederland mogen vrouwen priester gewijd worden. Op de foto Grete Verhey - De Jager, in 1999 de eerste vrouwelijke priester in deze kerk. In andere kerken van na de Reformatie zijn al dan niet gehuwde mannen en vrouwen erkend als voorganger.
De leiders van de Hervorming in de zestiende eeuw probeerden terug te keren naar de praktijk van de vroegste kerk. Dat was niet echt mogelijk, omdat er toen niet één vorm was. Sindsdien is er onenigheid tussen de kerken over de invulling van het voorgangerschap.
Pas in de afgelopen eeuw is er aan katholieke zijde de neiging ontstaan om te ontkennen dat de voorgangers in kerken die geen bisschop hebben, zoals dominees, echte (‘geldige’) voorgangers zijn. Gezien de geschiedenis en de inhoud van het voorgangerschap lijkt mij dit onjuist. Het is bovendien weinig ‘katholiek’ zo te denken. Katholiek wil nu juist zeggen dat je niemand uitsluit.
Een van de argumenten om voorgangers van andere kerken niet als voorganger te zien, is een bepaalde opvatting van de ‘apostolische successie’. De gedachte is dat Jezus twaalf mannen heeft aangesteld, de apostelen, die door handoplegging bisschoppen hebben gewijd. Deze bisschoppen hebben hun zending weer aan de volgende generatie overgedragen.Dit is een erg mechanistische denkwijze. Ook historisch klopt dit niet. Met het woord ‘apostel’ werden in het Nieuwe Testament rondtrekkende predikers, missionarissen, aangeduid, onder wie ook vrouwen. We moeten bij ‘apostolische successie’ veel meer denken aan het doorgeven van het vertrouwen en het geloof aan nieuwe generaties.
Bij de kwestie van de ambtserkenning speelt de vraag wie voor wat verantwoordelijk is. Daarmee komt de verdeling van de macht in de kerk aan de orde. In de loop van de tijd heeft de dienst van het voorgangerschap in de katholieke kerk de gedaante aangenomen van het uitoefenen van macht over anderen. De macht om voor te gaan bij de eucharistie, biecht te horen, de ziekenzalving te verrichten, voorgangers aan te stellen, de macht Jezus ’tegenwoordig te stellen’.
De angst om iets uit handen te geven en terug te moeten keren tot het voorgangerschap als een dienst, lijkt groot. Er is een tweedeling in de katholieke kerk ontstaan, die aan Middeleeuwse tijden herinnert: een gesloten kaste van voorgangers (‘clerus’) en een grote groep ‘leken’ wier belangrijkste taak gehoorzamen is.
De situatie in de katholieke kerk is nog somberder als we bedenken dat in de huidige katholieke kerk vrouwen en gehuwden uitgesloten worden van het voorgangerschap. De uitsluiting van vrouwen kan niet op goede theologische en historische gronden verdedigd worden. Als onvoorwaardelijke aanvaarding van de ander een van de basiservaringen is van het christendom, kan de (vrouwelijke) helft van de christenen niet uitgesloten worden van het voorgangerschap. Deze fundamentele ervaring gaat uit boven een eventuele eeuwenlange traditie. Tot in de tweede eeuw waren er trouwens vrouwen die leiding gaven aan plaatselijke gemeenschappen. De centrale leiding van de kerk beroept zich op een traditie, waarbij de eerste eeuw niet meetelt.
Niet alleen de centrale leiding van de katholieke kerk, maar ook veel ‘leken’ hebben moeite met de gedachte dat vrouwen voorgaan in de eucharistie. Zij beseffen dat daardoor op den duur het mannelijke en clericale karakter van de kerk zou verdwijnen. Dit zou mijns inziens een grote winst zijn.

De pastoraal werker of werkster heeft in de katholieke kerk beperkte bevoegdheden, maar de nuances kunnen de buitenstaander ontgaan. Op de foto pastoraal werker (en lekendominicaan) Sipke Draisma. Hij draagt geen rechte stola (als een priester) over zijn gebedsmantel, maar een driehoekige. Hij haalt hosties uit het tabernakel die al door een priester bij een eerdere eucharistieviering geconsacreerd zijn. De opname is dus uit een woord- en communieviering.
Priesters en bisschoppen moeten in de katholieke kerk ongehuwd zijn, behalve priesters van kerken van de oosterse ritus. Ongehuwd zijn omwille van het rijk van God is een gave; dit tot een verplichting maken is ongezond. Dat dit toch mogelijk was, heeft historische redenen. Zo was in de Middeleeuwen land het belangrijkste productiemiddel. Het was wenselijk dat er mensen waren die de ambtelijke functies konden vervullen, zonder zelf belangen te hebben bij het doorgeven en vererven van land.
Toen na de middeleeuwen het celibaat meer en meer onder druk kwam te staan, is in de zeventiende eeuw in Frankrijk een eigen spiritualiteit (geloofsbeleving) voor priesters ontwikkeld. De priester moest zich gaan zien als ‘de andere Christus’. Later is de idee van de priester als een ‘andere Christus’ in de theologie doorgedrongen. Ze draagt er nu toe bij dat vrouwen uitgesloten worden van het voorgangerschap: zij zouden Christus niet kunnen representeren. Deze spiritualiteit is niet in overeenstemming te brengen met de nieuwe visie op het voorgangerschap als dienst aan de gemeenschap, die Jezus vertegenwoordigt.
In Nederland en andere landen is nu de vreemde situatie ontstaan dat vrouwen en mannen aangewezen zijn om voorganger te zijn, maar dat de bisschoppen hen zo laten functioneren. Zij weigeren hun de handoplegging te geven en daarmee de publieke erkenning van hun zending. Zij worden ‘pastorale werksters en werkers’ genoemd. (‘Pastor’ is tegenwoordig de naam van een al of niet officieel aangestelde voorganger.) Daardoor kunnen veel gemeenschappen de eucharistie niet vieren. Er vinden woorddiensten plaats met lezingen, liederen, gebeden en een overweging. Daarnaast zijn er communiediensten, waarbij brood gedeeld wordt van een eerder of elders gehouden eucharistieviering.
Ik vind deze situatie onaanvaardbaar. Tot nu toe is steeds, ook door het centrale bestuur van de katholieke kerk, het belang van de eucharistie onderstreept. Nu is dit belang kennelijk plotseling niet meer zo groot. Het gevolg is dat meer en meer plaatselijke groepen het heft in eigen hand nemen. Wat de bisschoppen en de centrale leiding vrezen, bevorderen zij: de katholieke kerk versplintert.
7 Responses to Onenigheid over voorgangerschap