
Antonius van Egypte, Antonius-Abt of Antonius de Grote (251-356) staat bekend als de vader van het christelijke kloosterleven.
De traditie van het kloosterleven (of ‘religieuze leven) is oud. We vinden haar in India, in het hindoeïsme en boeddhisme. Onder de eerste christenen waren mensen die heel hun leven wijdden aan de voortgang van het evangelie. Jezus zelf was waarschijnlijk ongehuwd omwille van zijn verlangen Israël te herstellen en open te maken voor de toekomst van God.
Volgens Boeddha ligt de begeerte, het willen hebben, aan de grondslag van het menselijke lijden, onvrijheid en geweld. Hij werd de stichter van een monnikenorde waarin gepoogd werd te ontkomen aan de kracht van de begeerte. Later probeerden niet-monniken eveneens zoveel mogelijk zo te leven.
Joodse bronnen
Deze visie is echter niet de inspiratiebron van de christelijke kloosterlijke traditie. Evenmin is de tweespalt tussen lichaam en ziel van de Grieks-Romeinse cultuur daarvan de oorsprong. Daarin werd het lichaam als ‘het andere’ gezien dat op autoritaire maar tolerante wijze geregeerd moest worden door de ziel. Wel heeft deze houding vaak een funeste invloed uitgeoefend op het kloosterleven en het christendom.
We moeten de oorsprong van het kloosterleven veeleer zoeken in de joodse traditie, waarin de mens als geheel georiënteerd staat op God. De mens heeft een ‘hart’, een innerlijke kern die gericht staat op de Enige, op God. Mensen moeten mensen van één stuk zijn met een hart dat gericht is op de Enige. Ze zijn dan transparant, omdat in hun hart geen duistere plekken meer zijn met verborgen motieven. Hun hart staat open voor de ander, voor de arme en kleine.
Antonius abt
Dit motief komt terug in het leven van Antonius, die aan het einde van de derde eeuw in Egypte leefde en beschouwd wordt als de eerste christelijke ‘monnik’ (‘eenling’). Wat in hem het meest gewaardeerd werd, was zijn openheid voor anderen, zijn transparant-zijn, zijn heelheid.
Dorp, familie en bezit gaf hij op om naar de woestijn te trekken. Daarmee deed hij afstand van de gewone sociale zekerheid, maar tegelijk bevrijdde hij zich van veel sociale druk. De christelijke monnik (zowel een vrouw als een man) werd eigenaar van zijn of haar eigen lichaam.
Eigen baas zijn
Wanneer en met wie je trouwde, werd in die tijd bepaald door anderen. De verplichtingen kinderen te krijgen, bezit te beheren en door te geven aan de volgende generatie, te zorgen voor bejaarde ouders en andere familieleden waren met je lichaam gegeven. De monniken onttrokken zich aan deze maatschappelijke verplichtingen en werden vrije individuen.
Voor de monniken betekende ongehuwd zijn een verzet tegen een samenleving waarin het lichaam gezien werd als een instrument van de continuïteit van familie en samenleving. (Wilde het bevolkingscijfer van het Romeinse rijk niet beneden gaan, dan moest iedere vrouw minstens vijf kinderen baren!) Zij beseften dat alleen die mens in vrijheid een relatie kan aangaan, die in staat is alleen te zijn, te leven zonder voortdurend te steunen op een ander. De monastieke traditie is een van de bronnen van het moderne individualisme.
Kloosters
Spoedig gingen de monniken bij elkaar wonen. In het Nederlands noemen we hun gezamenlijk huis een ‘klooster’ (van het Latijnse ‘claustrum’, ‘gesloten’). Ze zochten elkaars steun tegen de zuigkracht van de samenleving. Zo werden ze tegelijk de eerste voorbeelden van gemeenschappen die niet op grond van bloedverwantschap bij elkaar woonden.
Ze probeerden (en proberen) een gemeenschap te vormen met rechtvaardige verhoudingen. Vrouwen trokken zich over het algemeen niet terug in de woestijn, maar bleven in het huis van hun familie wonen of leefden in kleinere of grote groepen rond een rijkere vrouw. Hun onafhankelijkheid was groot.

Foto van de 'inkleding' van mijn huisgenoot Peter Ilcken, die in 2010 de eerste Nederlandse 'novice' was in zeventien jaar. Klik op de afbeelding voor een interview met hem.
Kritische traditie
De monastieke beweging werd spoedig zeer populair. Ze was een levend protest tegen een kerk die zich te gemakkelijk aanpaste aan haar nieuwe positie in een staat waarvan de keizer nu een christen was. Deze kritische houding ten opzichte van het reilen en zeilen van de kerk is in de kloosterlijke traditie bewaard gebleven.
De eerste monniken koesterden geen haat tegen hun lichaam. Integendeel, ze zagen uit naar de opstanding van het lichaam en hoopten dat hun lichaam nu al daarin enigermate zou delen. Het lichaam werd meegenomen in de transformatie van de ziel. Er waren echter ook monniken met extreme houdingen, die het lichaam zagen als een soort donker bos. Toen in de latere traditie de invloed van de Grieks-Romeinse cultuur sterker werd, kregen juist zij een belangrijkheid die zij niet verdienden.
Vergrijzing
Het kloosterlijk leven is op dit moment niet erg populair. Werving voor dit soort leven, in de zin van reclamemakerij, lijkt mij uitgesloten. De huidige communiteiten vergrijzen. Gebouwen moeten worden verkocht, projecten worden opgegeven. Ik moet zeggen dat ik dat persoonlijk niet gemakkelijk vind. Het ziet ernaar uit dat ik de traditie, waarin ik leef, niet door zal geven.
Volgende week: Geluk is niet: gelukt zijn (dat ben ik niet).
One Response to Bronnen van het kloosterleven