
Pastoraat kan overal.
In ons leven kunnen we soms de richting kwijtraken. We hebben dan behoefte aan iemand die voor ons verheldert waar we zijn. Vaak gebeurt dit op belangrijke momenten in ons leven. We krijgen een kind, een geliefde sterft, we worden ziek, verliezen onze baan, worden ernstig teleurgesteld, raken onze partner kwijt. Hoe ga je dan verder op je levensweg, terwijl je in het voetspoor van Jezus wilt gaan? Je kunt iemand vinden of uitdrukkelijk zoeken die voor jou op dat moment een ‘pastor’ kan zijn. ‘Pastor’ is een betrekkelijk nieuw woord in het Nederlands. Het komt uit het Latijn en betekent ‘herder’.
Iedereen kan pastoraal handelen en in deze zin ‘pastor’ zijn. Wanneer ik hier het woord ‘pastor’ gebruik, bedoel ik iedereen die geconfronteerd wordt met een vraag van een ander en daarop ingaat. Pastoraat gebeurt aan de keukentafel, in bed, op een wandeling, in een ziekenkamer en soms in een spreekkamer.
In het pastorale handelen staan mensen tegenover elkaar die elkaar aanvaarden, wat er ook gezegd wordt. Een afhankelijkheidsrelatie is ongewenst. Al kan de een meer weten dan de ander en meer ervaring hebben, het gaat in het pastoraat om een ontmoeting van gelijken. In die ontmoeting stelt er één een vraag, die het beginpunt is.
Deze gelijkheid is mogelijk omdat beide partners beseffen dat zij zich bevinden in een grotere ruimte: de ruimte van God. Dit garandeert nabijheid en afstand. Het geeft de vrijheid elkaar als gelijken te ontmoeten, én het zorgt ervoor – als het goed is – dat de gesprekspartners elkaar vrij laten en elkaar niet gebruiken of misbruiken.
Het is goed als een pastor geschoold is in pastoraat, maar haar of zijn beste instrument is haar of zijn eigen persoonlijkheid en spiritualiteit: de eigen religiositeit, omgang met het leven, twijfels en ervaringen zijn gaven die de pastor aan een ander kan geven.
De pastor kan een probleem (bijvoorbeeld een dreigende scheiding) vaak niet oplossen. Deze zwakte is tegelijk een kracht. Zo kunnen mensen die hulp zoeken, gemeenschap ervaren. Hun isolement wordt opgeheven, hun situatie wordt anders, hun zwakte wordt recht gedaan. Zij ervaren gemeenschap, ontvangen troost, en worden uitgedaagd hun leven te veranderen.

Het oudste beeld van een pastor is dat van 'de goede herder', die op zoek gaat naar wie verloren loopt.
De vrijheid van de pastor brengt een ‘meerzijdige partijdigheid’ met zich mee. De pastor ontmoet iemand die op allerlei manieren is verbonden met zijn omgeving. Dat is het duidelijkst als het om relatieproblemen gaat. De pastor moet zich niet volledig identificeren met degene met wie hij of zij spreekt. Het einddoel is rechte relaties met anderen – God, de mensen, de wereld – en met zichzelf. Als een pastor een gespreksgenoot recht wil doen, dan moet zij of hij tegelijk de anderen zien, met wie iemand verbonden is. Zo kan de gesprekspartner haar of zijn eigen plaats vinden.
De kernactiviteit van het pastoraat is tegenwoordig doorgaans het gesprek; er zijn tijden geweest dat de rituele handeling of de Bijbellezing met uitleg centraal stonden. Dat was niet voor niets. Een gesprek komt pas echt van de grond, als we erin slagen over onze grenzen heen te gaan en een gemeenschappelijke taal te vinden: een taal van twee of meer mensen, en een taal die gemeenschap met Jezus brengt.
Jezus hoeft niet altijd uitdrukkelijk genoemd te worden. Als de pastor of pastoraal handelende zelf een uitbeelding van Jezus is – zij het in gebrokenheid – is hij reeds aanwezig. Toch is het wenselijk dat de namen van Jezus en van God genoemd worden. We zijn daarvoor wat allergisch geworden. Maar door Jezus en God te noemen, groeit de vrijheid van de gesprekspartners. Zij worden niet elkáárs navolgers, maar worden beiden die van Jezus.