Het is niet vanzelfsprekend dat er toekomst is na de dood. In de meeste teksten van het Eerste Testament wordt ervan uitgegaan dat mensen met God en met elkaar bestaan zolang zij op deze aarde leven. Ben je eenmaal dood, dan blijft je naam nog een tijdlang leven en dan wordt hij vergeten; door God eveneens: ‘die verslagen in het graf liggen, gedenkt Gij niet meer’ (Psalm 88:6).
Pas vrij kort – anderhalve eeuw – vóór de geboorte van Jezus ontstond de gedachte aan de opstanding van de doden. Dat kwam niet voort uit een of ander geloof in de onsterfelijkheid van de ziel. Het ontstond omdat er mensen door geweld doodgingen omwille van de gerechtigheid. Is er nog recht in de wereld wanneer de geweldplegers het uiteindelijk winnen? Is er dan geen ontmoeting (of oordeel) waarin de waarheid over hun leven onthuld wordt?
Uit die vragen groeide de overtuiging dat rechtvaardige mensen die sterven zullen verrijzen. Het gaat hierbij niet om compensatie of beloning, maar om het vertrouwen op God die recht doet. Is God een God die trouw is zolang het leven duurt? Of vertrouwen we op een God die trouw houdt zonder meer?
In de tijd van Jezus geloofden lang niet al zijn joodse tijdgenoten in de verrijzenis van de doden. Jezus zelf deed dit wel. In het Nieuwe Testament wordt de verrijzenis een belangrijk thema. Jezus is als eerste uit de dood opgestaan, wij zullen hem volgen.
Ik denk dat de intensivering van de hoop dat er toekomst is voor de doden, samenhangt met het vertrouwen dat God onvoorwaardelijk vergeeft. God staat open voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen. God is liefde. God is communicatieve energie. God komt aanwezig en vóór God wordt ieder mens een aanwezige. God laat niemand vallen. God biedt mensen telkens een nieuw begin aan.
De blijde boodschap van het Tweede Testament is dat God van mensen houdt. De liefde laat zich niet begrenzen door de dood, zeker niet daar waar het mensen betreft die slachtoffer zijn van onrecht.
Het is intellectueel bevredigender te stellen dat dood dood is. Dat is tenminste helder. We zijn dan gelijk af van al die beelden van hel en verdoemenis, die mensen vaak zo beangstigd hebben. Maar doen we daarmee de werkelijkheid niet tekort? We blijven zitten met onaffe verhalen van mensenlevens, zeker waar het mensen betreft die sterven door geweld.

Wat weten we toch veel niet...
We kunnen weinig of niets zeggen over wat het betekent dat God na de dood met ons is. Het is zeker niet zonder meer een voortzetting van het oude bestaan. God maakt een nieuw begin, geeft ons nieuwe toekomst, doet ons ten volle recht.
Wanneer een ontmoeting plaatsvindt met God, gebeurt er altijd iets nieuws, zoals in elke ontmoeting. De brokstukken van ons leven worden bijeengevoegd, we worden geheeld, onze wonden genezen. Waarheid en gerechtigheid omgeven ons.
In het evangelie naar Johannes betekent ‘eeuwig leven’ niet in de eerste plaats een leven na de dood, maar duidt het de kwaliteit van het leven in de geest van Jezus en zo met God hier en nu aan. Dat leven wordt gekenmerkt door openheid, communicatie, liefde. Deze kwaliteit maakt het leven sterker dan de dood. Nu en misschien voor altijd.