
De zielen in het vagevuur. Voetstuk van een altaar, 1519.
In de twaalfde eeuw is in het westerse christendom de idee ontstaan van een soort tussenruimte tussen hemel en hel: het vagevuur. Daarin zouden de zielen van de overledenen gepijnigd worden tot al het kwaad in hen zou zijn opgebrand. Later heeft dit tot een hele cultus rond de ‘zielen in het vagevuur’ geleid. Op een gegeven moment ging men ervan uit dat iedereen daar voor korte of langere tijd in terechtkwam.
Deze beelden hebben diepe sporen getrokken in het gelovige leven van mensen en veel levensvreugde vergald. De liturgie van de begrafenis is mede hierdoor letterlijk pikzwart geworden: de liturgische kleding werd zwart, de gezangen werden somber van toon, de angst overheerste.
Het beeld van het ‘vagevuur’ kunnen we waarschijnlijk het beste vergeten. Wel mogen we vasthouden aan de gedachte dat de ontmoeting in liefde met God een louterend en uitzuiverend element heeft.
De oorsprong van de gedachte van het vagevuur vinden we in de gewoonte om voor de overledenen te bidden. Hierover werd aanvankelijk nauwelijks nagedacht. Men legde voor God alles neer wat het hart beroerde en noemde voor God de namen van de overledenen.
Nu is het mogelijk om hier hele gedachtespinsels over te vormen,maar erg gezond lijkt het me niet. Ik denk dat bidden voor de overledenen een spontaan en bevrijdend menselijk gebeuren is. Vóór de christenen deden de joden dat al. We blijven ons verhouden met de overledenen. Het is een uiting van liefde hun namen te blijven noemen ten overstaan van elkaar en van God. We leggen onze doden al biddend in de handen van de barmhartige God.
Voorgeborchte
Een gelovig hersenspinsel dat moet verdwijnen, is een gedachte die waarschijnlijk alleen nog maar bij oudere katholieken enige herkenning oproept: het voorgeborchte. De gedachte was dat kinderen die sterven, al zozeer verweven zijn met de geschiedenis van het kwaad dat zij na hun dood God niet kunnen ontmoeten, tenzij zij gedoopt waren of er iets anders was gebeurd dat die doop verving. Ze hadden in tegenstelling tot de volwassenen nog niet kunnen kiezen tussen goed en kwaad. Dus zouden ze niet in de hel komen. Voor hen werd een soort tussenruimte verzonnen.
Wij geloven niet meer dat de doop noodzakelijk is om God te ontmoeten. Achter dit idee zit een beeld van God die kennelijk niet zoals Jezus de kinderen tot zich laat komen en niet opkomt voor de kleinen en zwakken. Kinderen zijn inderdaad al verweven met de geschiedenis van het onrecht, maar ze zijn daarvan slachtoffers, niet op enige manier daders.
Een nu reeds lang overleden medebroeder van mij, die ooit bijzonder hoogleraar was in Amsterdam, verbijsterde volgens de mondelinge overlevering bij zijn inaugurele rede zijn gehoor met een grote hoeveelheid fijne details over het hiernamaals. In de gelovige verbeelding wist men vroeger veel te vertellen over hel, vagevuur en hemel. Schilders legden met kennelijk plezier de pijnigingen in de hel op hun doek; hun beelden van de hemelse gelukzaligheid waren meestal nogal saai.
Zonder beelden
Wij moeten het nu bijna zonder beelden doen. Jezus vergeleek het rijk van God vaak met een maaltijd. Wij stellen ons bescheiden op met het schijnbaar wat abstracte beeld van de ‘ontmoeting’. Maar is dit zo abstract? Hoe was voor de eerste keer degene te ontmoeten op wie je verliefd bent geraakt?
Deze ontmoeting met God zal een nieuwe schepping zijn. We worden gezien, we ‘zien’ God en we zien anderen in Gods licht. Het beeld van de ontmoeting kan het winnen van al die tv-beelden en prachtige computerspelletjes waarmee we bestookt worden.
De felle beelden van de bijbel van het einde van de mensheid blijven hun waarde behouden. De ondergang van de mensheid is een reële mogelijkheid – wij kunnen degenen zijn die deze ondergang bewerkstelligen. Zij wijzen ons erop wat er kan gebeuren, wanneer er in onze wereld geen recht wordt gedaan en onze natuurlijke omgeving opgeofferd wordt aan geld en geweld.
2 Responses to Vagevuur. Voorgeborchte. Ontmoeting