
De Bijbel als woord van God wordt al gauw een mokerhamer of slagzwaard.
Ik noem de Bijbel niet graag ‘het woord van God’. Dit wel doen kan hem omvormen tot een mokerhamer, waarmee anderen en de werkelijkheid plat geslagen worden. Mensen hebben de Bijbel geschreven.
In oude kerken of musea kunnen we schilderijen tegenkomen, waarop een evangelist of een profeet is afgebeeld met een duif op de schouder. De duif verbeeldt de Adem van God, die de schrijver de woorden influistert die hij moet opschrijven.
Zo is het niet gegaan.
De schrijvers van de teksten van de Bijbel waren mensen van vlees en bloed, speurend naar een richting in hun leven en naar toekomst voor hun samenleving. Ze hebben hun ervaringen met God en medemens, met wereld en geschiedenis, met leven en dood opgetekend. Of ze hebben die uitgesproken en anderen hebben die opgeschreven. Deze teksten werden door een groep, op een gegeven moment door heel de joodse gemeenschap of, later, door de christelijke gemeenschap zo belangrijk gevonden dat ze bewaard bleven. Men herkende in die teksten dat het om henzelf ging.
Nog steeds blijven ze klinken en worden er nieuwe dingen in gehoord. Nog steeds kunnen ze bij mensen een licht doen opgaan. Wij zien dan door de verhalen en gedichten van de Bijbel ons leven en onze wereld in een nieuw licht.
In deze oude teksten wordt ons iets van het geheim van het leven en van God onthuld. Ze openbaren waar het in het leven om gaat, wat de leidraad is van het leven. Door die teksten kunnen we dan God tot ons horen spreken, niet direct en niet loodrecht vanuit de hemel, maar door de ervaringen van mensen heen. Ik ken mensen die naar hun gevoel op de been worden gehouden door iedere dag een stukje uit de Bijbel te lezen of een psalm te bidden.
Niet iedere tekst is bewaard gebleven of opgenomen in het geheel van de Bijbel. Het is niet altijd even duidelijk waarom een tekst wel of niet opgenomen is. Soms kun je het wel bedenken: op een of andere manier valt deze tekst dan buiten de wereld van de taal van de Bijbel. Ze spreken om zo te zeggen geen ‘Bijbels’ meer.

De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004) is in een protestantse en katholieke editie uitgebracht. Het verschil is het aantal boeken.
Het was natuurlijk ook belangrijk wie bij destijds invloed hadden bij de selectie. Voor andere teksten lijkt het toeval te zijn. Te weinig mensen kenden de tekst, waren er vertrouwd mee, of voelden zich erdoor gegrepen. Zo is er een lijst – met een Grieks woord ‘canon’ – van teksten ontstaan, die tot de Bijbel gerekend worden.
Protestantse christenen gebruiken een andere, kortere lijst dan katholieke en oosters orthodoxe christenen. Dit klinkt erger dan het is. Het gaat om teksten die voor alle christenen marginaal zijn. Toen de joden na de val van Jeruzalem in het jaar 70 zich opnieuw groepeerden, hebben de rabbi’s een paar jaar later in Jahne (Noord-Palestina) een lijst samengesteld van ‘heilige boeken’. In die lijst namen ze alleen teksten op die bewaard waren gebleven in het Hebreeuws. De christenen bleven echter teksten gebruiken, die zij als ‘Bijbels’ beschouwden, maar in het Grieks waren.
In de tijd van de Hervorming in de zestiende eeuw hebben de hervormers die terug wilden naar de oude tijd van het begin van het christendom, zich aangepast aan de lijst van de rabbi’s. Daarmee verdween literatuur, die in de tijd van het jonge christendom deel uitmaakte van de joodse traditie, uit de protestants-christelijke erfenis. Teksten die hiertoe behoren zijn Baruch, Tobit, Judit, de twee boeken van de Makkabeeën, Wijsheid, Jezus Sirach, en stukken van Ester en Daniël.
Klik hier om een indruk te krijgen van het grote aantal Bijbels in het Nederlands.
One Response to Bijbel: mensen onthullen iets van God