
Het sjema (letterlijk: hoor!) is de joodse geloofsbelijdenis waarmee het monotheïsme begon: 'Hoor Israël, de Heer uw God is één'.
Joden, christenen en moslims geloven dat er één God is en dat God één is. God is geen commissie van drie, een soort junta of een meervoudige rechtbank.
Het vertrouwen dat God één is, kan ertoe leiden dat eenheid een absoluut ideaal wordt. Onze verscheidenheid moeten we dan opgeven en laten opgaan in het ene. Dat kan gelden voor een huwelijk, de kerk, de staat, een groep waartoe we behoren. Of we zeggen dat alle godsdiensten en levensbeschouwingen eigenlijk hetzelfde zijn.
Maar God is voor christenen geen enkelvoudige bron. We ‘weten’ van God dat de wijze waarop God zich aan ons laat zien door het optreden van Jezus en door de Adem van Jezus, wezenlijk bij God hoort. De verscheidenheid waarin God zich laat zien, hoort bij God.
Verscheidenheid en verschil zijn geen verlies van eenheid. Dit heeft men in het verleden vaak wel gedacht. Elk verschil was een afkalving van en een bedreiging voor de eenheid van de groep; anders zijn tastte de eenheid aan van de gemeenschap. Vroegere generaties konden verschillen alleen aanvaarden als ze gerangschikt waren als sporten op een ladder: de een hoger dan de ander. Vrouwen moeten dan onder de man staan, burgers onder de adel, enzovoort.
Geloven in de drie-ene God is vertrouwen hebben in verscheidenheid. De liefde maakt gelijk en laat de ander de ander zijn. Eenheid in een vriendschap, een relatie, groep, samenleving of kerk moet altijd samengaan met de erkenning van verscheidenheid.
Ieder mens mag voor God zichzelf zijn, verschillend van God en medemens. Dit is anders in het hindoeïsme, dat ertoe neigt de kern van ieder mens te laten samenvallen met God. Ook verschillen christenen hier van de boeddhisten, die menen dat de mens geen ‘zelf’ heeft. Volgens hen denken we alleen maar dat de mens een eenheid is: zoals wanneer we een wagen zien, terwijl die in feite alleen bestaat uit losse onderdelen. Christenen zullen eerder zeggen dat ieder individu een knooppunt is van relaties met de wereld, met anderen, met God, en als zodanig zijn eigenheid heeft.
Ik voel me evenmin goed thuis bij New Age of de nieuwe spiritualiteit. Ik geloof niet dat verschillen, zelfs die tussen goed en kwaad, tot niets worden teruggebracht. Het kwaad, zoals de holocaust, neemt men dan niet serieus. Men doet afbreuk aan de menselijke verantwoordelijkheid. Hoewel slachtoffers daders kunnen worden en daders slachtoffers, blijft er een fundamenteel onderscheid tussen dader en slachtoffer.
Echte gelijkheid en verscheidenheid kunnen slechts bestaan als er ook eenheid is, maar dan toch een eenheid in verscheidenheid. Het is authentiek om te praten over ‘het goddelijke in mij’, maar volgens mij niet als dit zou betekenen dat ik uiteindelijk een deel van God ben. Ik geef er de voorkeur aan om God God te laten zijn. En laat mij een mens zijn, gezegend, aanvaard, door God.
We kunnen niets zeggen over het innerlijk van God. Als een ander mens voor ons al een mysterie is, hoeveel te meer is God dat dan. God richt zich tot ons als degene die ons leven geeft, in Jezus aanwezig is, ons de kracht geeft te handelen zoals hij. Daarom dopen christenen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
2 Responses to De drie-ene God (2)