Wij kunnen ons het leven niet meer voorstellen zonder geld. Geld beheerst een groot deel van ons leven en ons samenleven. Het lijkt soms allesbepalend, alomtegenwoordig, almachtig. Dat is al één reden om geld goddelijke kwaliteiten toe te kennen. Maar er zijn er nog meer.
Geld is uitgevonden in de zevende eeuw vóór Christus in de Griekse steden en in de koninkrijken van Sardes en Lydië in Klein-Azië. De rivaliteit en concurrentie tussen steden en koninkrijken en eveneens binnen deze staatjes schiep chaotische toestanden. Het gelijk oversteken, de grondregel voor de economie van toen, werd bemoeilijkt omdat het lastig was de waarde vast te stellen van de artikelen of diensten die men aanbood. Geld was niet zo maar een hoeveelheid goud of zilver of brons, maar droeg een merkteken van de (stads)staat. De staat garandeert de waarde van dit materiaal. Het geld was meer waard dan het metaal waarvan het gemaakt was, dankzij de garantie van de staat.
Geld heeft twee gezichten
De spanningen rond de handelsovereenkomsten concentreren zich nu in het geld. Er komt orde in de chaos. Het geld is voorwerp van rivaliteit en strijd, maar is tegelijk de bron van een (betrekkelijke) vrede, een paradox die niet altijd doorzien is. De twee gezichten van het geld doet denken aan de twee gezichten die vaak aan de goden worden toegeschreven.
Het geld heeft een religieus halo om zich heen. Dit te meer als we bedenken dat sommigen als doel van de religie zien de vrede te bewaren door gebruik te maken van een vorm van geringer geweld. Dat doet geld namelijk ook. Het slurpt als het ware de conflicten op, maar kan na enige tijd zelf het beginpunt van een conflict worden.

Deze cartoon verwijst naar Mattheüs 6, 24: ‘Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’
Geld: je moet erin geloven
In de loop van de geschiedenis wordt het metaal onbelangrijker en de garantie van de staat gewichtiger. Het geld kan papieren geld worden of zelfs ‘plastic’ geld, zolang het vertrouwen in de staat ongeschonden is. Zo gauw dit vertrouwen afneemt, vermindert het vertrouwen in het geld. Mensen proberen buiten het stroomgebied van het geld te komen. Ze kopen bijvoorbeeld grote kunstobjecten, om ze ‘in een goede tijd’ weer te verkopen.
Het vertrouwen is essentieel. Op allerlei manieren probeert men het vertrouwen in, bijvoorbeeld, de euro (maar het kan ook een andere muntsoort zijn) te vergroten. Geld is een kwetsbaar instituut. Het is iets waarin je moet geloven. Zonder geloof vaart niemand wel. Het belang van het vertrouwen bevestigt nog eens het religieuze halo dat om het geld hangt. De idee dat een ‘onzichtbare hand’, de wet van vraag en aanbod, de economie beheerst, maakt dit nog sterker. De onzichtbaarheid is een goddelijke kwaliteit. Op geld uit zijn en afgodendienst liggen dicht bij elkaar. Niemand van ons ontsnapt aan de verering van het geld.
Alternatieven
Het is goed ons ervan bewust te zijn dat het belang van het geld wordt overdreven. Er zijn andere mogelijkheden om van elkaar te ontvangen en elkaar te geven. Er worden diensten bewezen waarbij geld geen alles beheersende rol speelt. Dat geldt niet alleen voor meer ‘primitieve’ samenlevingen, waar bijvoorbeeld vrouwen geruild worden via een aantal runderen. In onze samenleving wordt veel gedaan door het uitwisselen van diensten of schenken van dingen zonder dat het geld expliciet aan de orde komt. De zorg voor kinderen en oudere familieleden wordt maar zeer ten dele in geld uitgedrukt. Er zijn groepen die in plaats van geld hun onderlinge relaties uitdrukken in ‘Lets’. Je krijgt voor een dienst die je verricht of voor een ding dat je verschaft een aantal ‘Lets’, die je weer kunt inruilen voor concrete diensten zoals het knippen van je haar of uren kinderoppas.
Hoe zorgen wij dat het geld ons dient en niet wij het geld?