Jezus’ paradoxen

We weten weinig of niets met zekerheid over de historische Jezus. De evangeliën zijn geen geschiedenisboeken en geen biografieën. Ze zijn een theologische interpretatie. We weten niet met zekerheid wat hij wel of niet gezegd heeft. In Amerika hebben ze geprobeerd dat min of meer democratisch op te lossen. Groepen wetenschappers mochten hun mening geven of een gezegde van Jezus afkomstig was: zeker niet, zeker wel of misschien. Dit brengt ons niet veel verder. Het is maar de vraag in hoeverre het van belang is te weten wat wel of niet door Jezus gezegd is.

‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt.’ Schilderij van Luc Blomme. Op de website van de dominicanen van Knokke (België) is meer van zijn werk te zien. (Link onderaan het artikel).

Wat mij opvalt is dat vele uitspraken en daden in de evangeliën een paradoxaal karakter hebben, paradoxen zijn, Het begrip ‘paradox’ is moeilijk. Doorgaans wordt een paradox omschreven als een schijnbare tegenstelling. Maar hij is veel meer dan dit. Bij conflicten zijn paradoxen vaak een soort judotechniek, waardoor je je tegenstander confronteert met zichzelf en geweld voorkomt. Deze paradoxen komen in de evangeliën veelvuldig voor en ook elders in het Nieuwe Testament, zelden in het Oude Testament.

De Bergrede is een bekende vindplaats van paradoxen. ‘Als iemand jou een klap op de rechterwang geeft, houd hem dan ook de ander voor’ (Mattheüs 5, 39). Deze tekst is wel opgevat als een (te) hoge onuitvoerbare ethiek, of al slaafse lafheid. Maar hier wordt de tegenstander geconfronteerd met wat hij doet, en dan is het moeilijk om nog een keer te slaan. De paradox werkt niet altijd; de aanvaller kan ook doorgaan met slaan. Er is echter een goede kans dat hij tot bezinning komt.

Bij de vraag of je als jood belasting moest betalen aan de keizer, vraagt Jezus zijn tegenstanders een munt met de afbeelding van de keizer zien. Hun vraag is dus niet echt: ze betalen belasting (Mattheüs 22, 15-22). Zijn toehoorders, waarvan velen waarschijnlijk stiekem sympathie hebben voor de rentmeester die zijn werkgever heeft bedrogen, verwachten dat hij de rentmeester zou bekritiseren. Maar Jezus zegt dat de werkgever zijn rentmeester prijst wegens zijn gewiekst gedrag. Waar sta je eigenlijk zelf?

Merkwaardig is ook Lucas 13, 18-21. Het koninkrijk van God wordt vergeleken met een mosterdzaadje dat iemand in zijn tuin werpt en dan opgroeit tot een struik waar de vogels in komen nestelen. Mosterdkruid is een onkruid. Dat zaai je niet in een tuin, je werpt het in de tuin zonder het in de gaten te hebben. Het groeit alle kanten op. Het is zeer waarschijnlijk dat de tegenstanders van Jezus zijn beweging vergeleken met onkruid, met mosterdzaad. Jezus pakt dit op, geeft zijn tegenstanders tot hun verbijstering gelijk en suggereert dat het rijk van God onstuitbaar zal voortgaan.

Jezus vertelt over een vrouw die gist in het meel van het brood doet zonder dat iemand het ziet. Over het algemeen is gist iets negatiefs. Het blaast je op, het maakt je groter dan je bent. Jezus gebruikt het beeld om het niet te stuiten rijk van God aan te geven. Ook hier gebruikt hij dit beeld waarschijnlijk omdat zijn tegenstanders vinden dat zijn beweging zich groter maakt dan het is. Hij verandert deze negatieve beelden in positieve zin en verrast zo zijn tegenstanders. Er zijn meer voorbeelden te geven. Heb je dit paradoxale een paar keer herkend, dan zie je dat ook elders terug.

Deze teksten dagen ons tevens uit ook in ons eigen leven en discussies naar paradoxen te zoeken.

Klik hier voor meer werken van Luc Blomme op de website van de dominicanen van Knokke.

Delen:

2 Comments

Opgeslagen onder Jezus, de Christus

2 Responses to Jezus’ paradoxen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *