De Franse dichter Charles Péguy (1873-1914), katholiek maar geen kerkganger, vertelde de volgende fabel. Op weg als pelgrim van Parijs naar de kathedraal van Chartres kwam hij een steenhouwer tegen die niet erg gelukkig uit zijn ogen keek. Hij vroeg hem: ‘Wat bent u aan het doen?’
‘Dat zie je toch’, zei de steenhouwer, ‘ik houw stenen in de goede vorm; het is zwaar werk. Het is warm, mijn rug doet pijn, ik heb dorst. Het is een waardeloze baan. En ik voel me waardeloos.’
Even later kwam Péguy een tweede steenhouwer tegen. Péguy vroeg: ‘Wat bent u aan het doen? En de man zei: ‘Ik verdien een inkomen. Ik houw stenen, het was de enige baan die ik kon krijgen. Mijn gezin is maar al te blij dat ik in deze crisistijd geld kan verdienen.’
Tegen het einde van zijn pelgrimstocht kwam Péguy weer een steenhouwer tegen. Deze had kennelijk plezier in zijn werk. Toen Péguy hem vroeg wat hij deed, antwoordde deze: ‘Mijnheer, ik ben een kathedraal aan het bouwen.’
De drie steenhouwers deden hetzelfde werk, maar de betekenis die zij aan hun werk gaven was totaal anders. Voor de eerste was de taak eigenlijk zinloos. De tweede was blij dat hij er geld voor kreeg voor zijn gezin. Maar de laatste gaf aan dat voor hem het werk een grotere zin had. Het was hard werk, je verdiende een loon voor je gezin, maar ook voelde deze man zich betrokken bij een geweldige taak: samen met anderen een kathedraal te bouwen die mensen eraan zou herinneren dat er meer is dan hard werken en geld verdienen en dat zij zelf kunnen veranderen en een zegen en wegwijzer worden voor anderen.
We bouwen niet aan een kathedraal, eerder aan iets kleins. Dat ‘kleine’ is het zaad voor het rijk van God, Gods heerschappij op deze aarde. We spreken erover, werken eraan, lijden daardoor, openen ons ervoor. We leven er niet naar toe omdat het nu eenmaal moet, of omdat we zo brood op de plank krijgen, maar omdat het vol betekenis is, mensen tot gezegenden maakt, hun vrede brengt. We doen dat met lichte schreden, met voeten die als vanzelf de weg naar de vrede vinden. We slaan de hand aan de ploeg bij het begin van het Nieuwe Jaar en kijken niet meer om, tenzij om de verschillen tussen vroeger en nu vast te stellen die licht werpen op onszelf.