In het tijdschrift ‘Mariënburg’ van februari 2015, ‘Magazine van en voor kritische katholieken’ heeft de voorzitter van de Mariënburggroep, Erik Jurgens, een column geschreven, getiteld Jesjoea ben Yosef. In die column schetst hij in een paar woorden de grote verschillen tussen de figuur van Jezus, zoals hij gezien wordt in twintig eeuwen christendom en zoals hij volgens Jurgens was.

Het aantal beelden van Jezus is schier eindeloos (screenshot van zoekpagina).
Jurgens kan wel iets met de moderne interpretatie van Jezus als een rebel, die met zachtmoedigheid vrede wilde brengen in gerechtigheid. Hij verzette zich tegen de brute macht van de Romeinen en tegen de gevestigde orde van zijn eigen geloofsgemeenschap. Jezus was geen uitvinder van spitsvondige dogma’s, maar verzette zich gewoon tegen de onderdrukking door de machtigen der aarde. Een inspirerend mens, om na te volgen, vooral om te leren zijn naaste lief te hebben als zichzelf.
Jurgens kan niets met die sympathieke man van wie gezegd wordt dat hij de Messias was, zich transsubstantieert tot brood en wijn, en terugkomt op de wolken des hemels. Jezus heeft nooit beweerd God te zijn, laat staan dat hij iets wist over de Drievuldigheid. Hij was onbekend met het begrip erfzonde. De gedachte een kerk te stichten met de bisschop van Rome als hoofd was hem geheel vreemd.
Jurgens heeft in vele opzichten gelijk. Vooral de gedachte dat Jezus alles wist – een idee dat tot voor kort gemeengoed was in de kerk – wordt niet meer ernstig genomen. Hij wist niets over atomen, weinig over de geschiedenis en als hij Grieks kende naast het Aramees dat hij sprak, heeft hij dat gewoon moeten leren. Zijn leerlingen hebben zijn dood gezien als een executie, niet als een offer dat een beledigde God moest verzoenen.
In de negentiende eeuw hebben verschillende mensen geprobeerd een ‘leven van Jezus’ te schrijven. Dat mislukte: het resultaat van al dat geschrijf waren levensbeschrijvingen, waarmee de auteurs iets hadden. Ondanks pogingen objectief te zijn, waren ze afhankelijk van de schrijver. Die schiep een beeld van Jezus naar zijn of haar beeld en gelijkenis. Erik Jurgens doet dat ook, waarbij hij vergeet te kijken naar de beelden die de tekst van de Bijbel aanreikt. Zo zijn de wolken van Jezus waarop hij terugkomt een beeld van God. Er wordt dus niets gezegd over de wijze waarop hij het rijk van God zal inaugureren.

Rembrandt beeldde Jezus af als een eenvoudige Joodse leraar.
Toen de Grieks en Latijn sprekende christen werden opkwamen er allerlei nieuwe vragen op. Hun maatschappij had een hiërarchische structuur. De werkelijkheid werd benaderd van boven naar beneden. De volheid van het zijn was ‘boven’ te vinden. Bovendien bestond de werkelijkheid uit in principe vaste substanties, uit dingen die onveranderlijk waren. Ze hadden eigenschappen zoals kleur, relaties, hoog en laag.
Wat was de plaats van Jezus daarin? Bereikte je God zelf in hem of was hij een lagere grootheid? Wat was de verhouding van christenen tot het Jodendom? Was hij werkelijk mens of was hij een schijngestalte die wel leek gekruisigd te worden, maar in feite daaraan ontsnapte? De Koran heeft die gedachte bewaard.
Toen de christenen in de vierde eeuw ook verantwoordelijk werden voor het behoud van de staat en maatschappij, versteenden bepaalde formules zoals ‘Jezus heeft twee naturen’, en die werden buiten de oorspronkelijke context doorgegeven. Over de Drievuldigheid is de vierde eeuw uiterst zwijgzaam. Er is geen dogmaverklaring daarover.
In onze maatschappij die voortdurend verandert en waarin relaties de werkelijkheid dragen, is het goed terug te gaan naar de Bijbelse verhalen. We lezen die en vinden interpretaties die mede gekleurd zijn door onszelf. We weten dat. We maken er geen dogma’s van. Ze vormen materiaal voor een gesprek.