Verrijzenis: geen reanimatie van een lijk

Daniel in de leeuwenkuil. 'Misschien hopen we meer op de verrijzenis dan dat we erin geloven.'

Daniel in de leeuwenkuil. ‘Misschien hopen we meer op de verrijzenis dan dat we erin geloven.’

Met Pasen vieren de Joden hun bevrijding uit het slavenhuis Egypte en de doortocht door de Rode Zee. Christenen vieren dat mee, maar centraal staat bij hen de verrijzenis van Jezus. Dat is niet hetzelfde. De evangelist Lucas legt wel een verband door te vertellen dat bij de gedaanteverandering Mozes en Elias met Jezus spreken over zijn uittocht (Lk 9,31). In het algemeen is er een groot verschil tussen het Oude en het Nieuwe Testament. In het Oude Testament lezen we niets over een verrijzenis of over een voortbestaan na de dood, met uitzondering van Daniël 12. 2. In het Nieuwe Testament komen we de gedachte van een opstaan of verrijzenis uit de dood vaak tegen.

In het Oude Testament sterven mensen zat van jaren in hoge ouderdom, althans als zij geleefd hebben als rechtvaardige mensen. Maar voor iedereen geldt dat zijn leven ophoudt bij de dood. Te moeten sterven geldt voor mens en dier, voor rijk en arm, voor wijzen en dommeriken. De doden dalen af in de onderwereld, de sjeool, het land van de duisternis. Dat betekende geen voortbestaan, maar slechts een herinnering in het geheugen van de levenden.

Hoe komt het dat het Nieuwe Testament wel een eeuwig bestaan kent, een verrijzenis van het lichaam?

In de geschiedenis van het Joodse volk kwam in toenemende mate de vraag op of en hoe God rechtvaardig kon zijn. God is rechtvaardig, dat stond als een paal boven water. Dus de mensen die Gods geboden onderhielden, zouden een goed, een tof leven moeten hebben. Wie goed doet, goed ontmoet. Wie kwaad doet. wordt door kwaad getroffen. En omgekeerd wie een goed leven had, was zeker een goed mens, wie alles verloor, vrouwen, kinderen, bezit had zeker gezondigd tegen God en werd nu gestraft. Het boek Job is een voorbeeld van de discussies hierover.

Deze overtuiging werd in toenemend mate een probleem. In feite bleek nergens uit dat rechtvaardigen een beter leven, materieel en zelfs geestelijk, hadden, vaak integendeel. Wilde je als Jood leven, dan moest je bereid zijn offers te brengen, integer zijn, liever een verlies accepteren dan een ander tekortdoen.

In de twee eeuwen voor Christus kwamen vele Joden om, want zij weigerden hun religieuze tradities op te geven en de Griekse cultuur en veelgodendom over te nemen. Hoe kunnen we dan nog van een God spreken die rechtvaardig is? Als je weigerde varkensvlees te eten, werd je al omgebracht. Was dit rechtvaardig? Uit dit geworstel kon men besluiten dat er geen rechtvaardige God is en dat in je leven zoals bij de niet-Joden de willekeur heerste. Of dat de wet van de sterkste gold of dat er een leven was over het huidige leven heen. Dit laatste leek ook bevestigd te worden door de Griekse cultuur, met haar filosofie van de ziel.

De zogenaamde Deuterocanonieke boeken zoals die van de Makkabeeën getuigen van dit vertrouwen in de opstanding van de doden. Het boek Daniël stamt in zijn huidige vorm uit dezelfde tijd. Men bleef hopen op de komst van een nieuwe wereld, waarin ieder recht gedaan zou worden. Mensen die voor die tijd stierven waren niet slechts de mest die de grond vruchtbaar maakte voor de komst van deze wereld, maar zouden ook daaraan deel hebben.

Het hoeft ons niet te verbazen dat mensen als de Sadduceeën, die het goed hadden, de idee van de verrijzenis verwierpen en dat de veel armere Farizeeën wel in de opstanding geloofden. De verrijzenis is geen reanimatie van een lijk, maar deelname aan het rijk van God.

Uiteindelijk staan wij voor hetzelfde dilemma. Zonder rechtvaardige God is de wereld de prooi van de sterkeren en is het leven zinloos. Geloven in de verrijzenis geeft openingen. Misschien hopen we meer op de verrijzenis dan dat we erin geloven.

Delen:

Schrijf een reactie

Opgeslagen onder Bijbel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *