Kwetsbaar wonen als zegen

Wonen, ergens thuis zijn, is de wens van iedere vluchteling. Het is de wens van ieder mens. Zelfs de ‘zwerver’ is op zoek naar een plaats waar hij of zij zijn/haar moede hoofd kan neerleggen wanneer het avond wordt, een droge plek, een veilige plaats. Dat kan een plek zijn onder de brug of een plaats in een duur, zielloos hotel.

Niet lang na de geboorte van Jezus vluchtten zijn ouders met hem naar het veilige Egypte, volgens het verhaal van Mattheüs.

Echt wonen betekent te eten hebben. De bewoonbaarheid neemt toe als je ter plekke voedsel kunt vinden en andere dingen die je denkt nodig te hebben.

Wonen is de weg weten, niet alleen van de ene plek naar de andere kunnen gaan, maar ook je plek tussen de andere mensen weten. Wie zijn de mensen hier die invloed hebben, macht? Aan wie kan ik mijn huissleutel in bewaring geven? Wie zorgt voor mijn poes of hond wanneer ik op reis moet?

Wonen is bij voorkeur met anderen eten, elkaar verhalen vertellen of technieken delen. Weten dat er mensen zijn die voor je op zullen komen als leden van een andere leefplek je het leven zuur maakt. Uit kunnen gaan zonder geroddel achter je rug, gewoon een bioscoopje pikken. In een stil dorp wonen of in een bruisende stad. Dezelfde taal speken – dat kan een taal zijn met of zonder woorden.

Wonen is in een vertrouwde omgeving leven. Er mogen verrassingen zijn, maar ze moeten op een of andere manier in te passen zijn in wat al bestaat, of zo krachtig zijn dat het oude opgenomen wordt in het nieuwe. Je moet de nieuwe buren als zodanig accepteren en zij jou.

Ergens thuis raken, zeggen dat dit hier mijn thuis is, kan jarenlang duren. Soms wordt dit punt nooit bereikt. Soms blijven er koffers en dozen ongeopend.

De joodse traditie en de christelijke zeggen dat God bij ons, mensen, woont. Ik weet uiteraard niet wat dit eigenlijk betekent, want ik ken God niet. Christenen vieren dit wonen uitdrukkelijk met Kerstmis. In de joodse traditie word de aanwezigheid bij uitstek in de tempel gesitueerd, bij christenen is iedere gelovige een tempel.

Op het eerste gezicht lijken zulke ideeën ouderwets, vreemd te zijn. Maar velen binnen het christendom en daarbuiten zijn overtuigd dat God immanent in ieder mens aanwezig is. God verblijft in de mens en zweeft niet boven hem uit.

De nadruk valt in het laatste geval op de transcendentie van God, op Gods verhevenheid ten opzichte van de mens. Die afstandelijkheid kan leiden tot atheïsme: God is onbereikbaar ver en laat in feite zijn schepping aan ons over.

Als ik het goed begrijp woont God volgens sommigen (post)moderne gelovigen niet apart boven de mens en de natuurlijke werkelijkheid uit, maar is de werkelijkheid het goddelijke dat boven de mens uitstijgt en voor hem het geheel andere is. Zo zijn er vele voorbeelden van pogingen het wonen van God bij de mensen betekenis te geven.

Abraham, aartsvader van joden, christenen en moslims, moest op weg gaan om tot zegen te worden.

Maar er schijnt in de Bijbel iets ‘mis’ te zijn met het wonen zelf. Het Bijbelse verhaal begint op dreef te komen met een oproep tot Abraham om zijn woning te verlaten en naar een andere woonplaats te trekken en een zegen te worden voor anderen.

Christenen zien zich als mensen die geen blijvende woning hebben. Dit kan zelfs de gestalte krijgen van een bestaan als vluchteling. De eerste verbreiding van de christenen vindt plaats na de steniging van Stefanus, wanneer er een vervolging tegen hen uitbreekt en zij op de vlucht slaan.

Geen blijvende woonplaats, geen sleutel hebben die de toegang tot veiligheid biedt, geen warmte, geen taal die iedereen verstaat, het is een dwarse manier van wonen.

Toch kan juist deze kwetsbare manier van wonen een zegen zijn.

Delen:

Schrijf een reactie

Opgeslagen onder Bijbel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *