
‘Zeggen het meeste niet te weten, kan ons helpen de feiten onder ogen te zien. Dat kan verlossend en bevrijdend zijn.’
Wanneer je in een nieuw theologisch naslagwerk naar het lemma ‘erfzonde’ zoekt, moet je niet verbaasd zijn als je het daar niet in terugvindt.
De geschiedenis van dit begrip is zeer complex. Augustinus (354-430), bisschop van Hippo in Noord Afrika en bovenal theoloog en schrijver heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Hij was ooit, voordat hij christen werd, een manicheeër. De manicheeërs hadden een negatieve kijk op het lichaam.
Augustinus was ervan overtuigd dat alle mensen Gods welwillendheid nodig hadden. Dat vooronderstelde volgens hem dat alle mensen op een of andere manier bij God in de schuld stonden. Alle mensen waren betrokken bij de gemeenschappelijke bestemming van de mensheid, onafhankelijk van hun eigen beslissingen betreffende goed en kwaad.
Mensen geven zonde en dood door aan de volgende generatie. De zonde was bovenal een schending van de verticale relatie met God. De horizontale relatie van mensen onder elkaar kreeg minder aandacht.
Predikers en theologen hebben geworsteld met de erfenis van Augustinus. Zijn gedachtegoed had een geweldige invloed op de volgende generaties van theologen en pastores.
Het bleef niet bij denken, er werd ook gedaan. Op het kerkhof werd een scheiding gemaakt tussen gedoopten, meest volwassenen, en de ongedoopten, meest kinderen die dood geboren waren of overleden voordat zij gedoopt hadden kunnen worden. Zij die gedoopt waren werden in gewijde aarde begraven, zij die niet gedoopt waren werden begraven in ongewijde aarde.
Wat voor een verschil dit maakte voor de overledenen ontgaat mij, maar veel ouders hadden er moeite mee. Het was alsof hun overleden kind, dat ze hopelijk nog een naam hadden gegeven, nooit bestaan had en niet welkom was bij het hemelse gastmaal. Het hielp als een priester royaal met wijwater over deze graven sprenkelde en de ongewijde aarde tot gewijde aarde maakte.
Iets of iemand wijden is het voorwerp van de wijding een bepaald doel geven. Bovendien kwamen theologen aandragen met constructies als een voorgeborchte – bestemd voor ongedoopte rechtvaardig levende mensen – en een vagevuur – voor mensen die nog niet helemaal kwijtschelding van zonde en straf hadden gekregen.

Hemel, hel en vagevuur: zo zit het.
De overtuiging groeide dat bijna iedereen in het vagevuur terechtkwam. Zo had een oude medebroeder tuinman het over de pan waarin ieder een tijdje gebakken moest worden, terwijl een even oude maar geleerde medebroeder zijn inaugurale rede hield over de indeling van het vagevuur en welke plaats de verschillende mensen kregen toegewezen.
Theologen hebben, vaak om pastorale redenen, constructies gebouwd die mensen moesten ondersteunen bij het maken van ethische beslissingen en hen troosten bij de vele vragen rond dood en leven. Die constructies konden veel ondruk maken en een heel nieuwe devotie en spiritualiteit doen opbloeien.
Ik denk echter dat het zinvoller is niet alle vragen te willen beantwoorden. Die knappe constructies doen soms meer kwaad dan goed.
Veel christenen bidden voor de doden of noemen minstens hun namen. Nu kun je een heel bouwsel ontwerpen om het bidden voor de doden te verantwoorden. Maar waarom? Het is een haast spontaan gebeuren om de namen van de doden te vermelden in het gebed.
Bij uitvaarten wordt de dode vaak toegesproken alsof hij/zij nog in leven is. Het kan mensen troost geven om al biddend nog steeds met de overledene in relatie te staan. Daarvoor hoef je geen dikke boeken te schrijven.
Theologen moeten misschien vaker zeggen dat ook zij ‘het’ niet weten. Wanneer mensen zich afvragen waarvan ze verlost en bevrijd moeten worden, hoeven ze maar rond te kijken: oorlog, onrecht, onwaarheid.
Deze ellende is er onder meer omdat ze wordt overgedragen van de ene generatie op de andere. Zeggen niet alles te weten, beter nog, het meeste niet te weten, kan ons helpen de feiten onder ogen te zien. Dat kan verlossend en bevrijdend zijn.